Column Toren B | De ongelukkige toevalligheden bepalen het weer

In Toren B schrijft Hanna Hosman wekelijks over de EU als onbedoelde comedyshow.

3 min. leestijd
(Bron foto: iStock)

Het is misschien wel de beste Europese instelling om te werken, concludeert een verslaggever van Politico. Ze zit in de zon op het weidse dakterras van een kantoor met uitzicht op de Middellandse Zee, bergen op links. Het gaat om de EUIPO, het EU-bureau voor eigendomsrechten. 

Het is een Silicon Valley-achtig kantoorterrein, maar dan in Alicante: de kantoorruimtes zijn ruim en licht, er zijn ruimtes om te sporten, een tennisbaan en écht lekker eten, aldus de verslaggever. De instelling verdient haar het geld grotendeels zelf, en kan er dus naar believen mee smijten.

En het weer is er goed. En dan weet je: je hebt de aandacht in Brussel.

Grijze wolken

Aan de inzet ligt het echt niet, maar Nederlanders zijn niét het beste in weerklachten. Dat zijn de mensen in Brussel, en dan met name de EU-mensen in Brussel. 

Op de Brusselse bubbeltwitter (ja, nu X) wordt jaarrond verslag gedaan van de grijze wolken die boven de stad hangen, hoe lang die wolken er al hangen en wanneer verwacht wordt dat ze weggaan (dat is dan vaak pas over een lange tijd). Als de zon eens schijnt, dan is ook dat onderwerp van berichtgeving.

Zo nu en dan vragen ze zich af: wáárom zijn ze toch in deze grijze stad beland?

Centrale plek

In zijn memoires, gepubliceerd in 1976, doet Jean Monnet uit de doeken hoe de zoektocht naar een centrale plek verliep. Hij was een van de mensen die vond dat er per se een Europese hoofdstad moest komen, zoals de VS Washington DC hebben. Het ging toen nog om de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, maar ook die had een centrale locatie nodig. Een stad met bij voorkeur een weinig beladen geschiedenis en positie.

Een praktisch idee, maar niet iedereen was voorstander. Nederland, België en Luxemburg konden zich moeilijk voorstellen dat al die nieuwe mensen, er werd gerekend op zo’n tienduizend, in één bestaande stad gevoegd konden worden. Dat zou onvermijdelijk tot problemen leiden.

Na een eindeloze vergaderavond in juli 1952 dreigden de zes betrokken landen het vraagstuk niet op te lossen. Tot de tot dan toe stille Joseph Bech (Luxemburgs minister voor Buitenlandse Zaken en, gek genoeg, Wijnbouw) de boel trachtte af te ronden met “Laten we voor nu maar even in Luxemburg beginnen”. De rest wilde ook naar huis, en dus werd het Luxemburg, voor even. 

Brussel

Het werd de Luxemburgers te veel toen daar een paar jaar later twee instanties bij moesten komen, de Economische Gemeenschap en het Atoomagentschap. De angst was dat de stad haar charme zou verliezen. En dus kwam, na veel discussie, het neutrale Brussel als tijdelijke post naar voren. Tussen Frankrijk en Duitsland in, een stad waar nog weinig betekenis aan vasthing, in een klein, bescheiden land.

We beginnen hier maar alvast, was het idee. En dan denken we nog even heel goed na over waar we echt willen zetelen. Dat is dus uit de hand gelopen.

Hoop

Er is wel hoop voor de eurocraten, lobbyisten en journalisten die zo veel last ondervinden van het grijze weer. Sinds de grote uitbreiding van de unie in 2004, tien landen kwamen er bij, is het geografische middelpunt van de unie een stuk naar het oosten verschoven. Het nieuwe midden, Wenen, wordt door sommigen (Voltpolitici) wel eens voorgesteld als nieuwe EU-hoofdstad. Het is voorlopig nog niet aan de orde, maar wie weet hoe lang Brussel nog een vanzelfsprekendheid blijft.

Qua weer geldt voorlopig nog: ken je patenten, dan is een zonnige EU-carrière niet uitgesloten.