De rechtsstaat, die burgers tegen de macht van de overheid beschermt, afbreken blijkt gemakkelijker dan ze weer op te bouwen. Hoe moeilijk die opbouw is, zie je nu in Polen. De bescherming van de rechtsstaat is vooral een zaak van de lidstaat zelf, schreef Marko Bos onlangs op Brusselse Nieuwe, maar als een lidstaat de rechtsstaat blijft schenden, kan de EU ook in actie komen.
Artikel-7-procedure
Als een land de rechtsstaat schendt en zelfs afglijdt naar een dictatuur, kan de EU de zogeheten Artikel-7-procedure (verwijzend naar Art. 7 van het EU-verdrag) starten. De ‘nucleaire optie’ wordt dit ook wel genoemd. In het uiterste geval kan de lidstaat geschorst worden, ofwel: zijn stemrecht aan de EU-vergadertafels verliezen. Een extreme maatregel, de lidstaat is geen volwaardig EU-lid meer.
Drie EU-instellingen kunnen de procedure in gang zetten. De Europese Commissie, het Europees Parlement (met twee derde van de stemmen, wat veel is) of minimaal een derde van de lidstaten. Uiteindelijk is het aan de lidstaten om te beslissen of de rechtsstaat-schender deze zware straf ook daadwerkelijk krijgt.
Nederlanders in actie
In 2017 was het Frans Timmermans, toen vicevoorzitter van de Europese Commissie, die deze procedure voor het eerst startte, tegen Polen, dat onder leiding van de aartsconservatieve partij Recht en Rechtvaardigheid de vrije media inperkte en kritische rechters bestrafte.
Een jaar later kreeg de Nederlandse GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini het voor elkaar twee derde van het Europees Parlement achter haar kritisch rapport over de Hongaarse rechtsstaat te krijgen.
Maar zodra de bal in het kamp van de lidstaten ligt, en zij tot schorsing moeten overgaan, loopt het vast. Uiteindelijk moeten de EU-leiders op een Europese top allemaal voor die harde aanpak stemmen: 26 tegen 1. Hongarije en Polen hielden elkaar de hand boven het hoofd. De ‘nucleaire optie’ werd tot nu toe twee keer opgestart, maar leidde nooit tot een schorsing.
Kritische rapporten
“Laten we wat anders bedenken”, zei de Nederlandse Europarlementariër Sophie in ‘t Veld. Mede onder haar druk, dacht men na over een andere route. Sinds 2020 publiceert de Europese Commissie jaarlijks een rechtsstaat-rapport over elke EU-lidstaat. Ook dat heeft weinig concrete gevolgen, maar de problemen komen zo wel meer in de schrijnwerpers te staan.
Door deze rapporten braken rechtsstaat-discussies los over de moord op een onderzoeksjournalist in Malta (2017), en de moord op de Slowaakse onderzoeksjournalist Ján Kuciak in 2018. Kuciak deed onderzoek naar fraude met EU-subsidies onder toenmalig premier Fico, die nu overigens weer in het zadel zit.
De spiegel
Ook over Nederland verschenen kritische rapporten. Met de toeslagenaffaire (waarbij ouders ten onrechte als fraudeurs werden bestempeld en duizenden euro’s terug moesten betalen, terwijl ze recht hadden op dit geld) had ook de Nederlandse overheid, onder premier Rutte, de ‘grondbeginselen van de rechtsstaat’ geschonden. Op de koop toe werd in 2021 onderzoeksjournalist Peter R. de Vries vermoord in Amsterdam.
Nederland kreeg, met name van Hongarije en Polen, al snel te horen: “De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet” en “Kijk zelf even in de spiegel voor je anderen bekritiseert”. Weg met die spiegel, dacht Rutte. Toeslagenaffaire of niet, Rutte bleef – zonder blikken of blozen – eisen dat landen als Hongarije en Polen respect zouden tonen voor de rechtsstaat.
Ook een Nederlander ergerde zich aan het wijzende vingertje van Nederland. Wijlen Mathieu Segers, hoogleraar Hedendaagse Europese Geschiedenis, schreef in 2021, naar aanleiding van de affaire, een vernietigend essay over ‘de dubbele Nederlandse moraal’. Hij vond de voorbeeldrol van Nederland vaak misplaatst.
Zo liet hij zijn land alsnog in de spiegel kijken. Iets wat de rechtsstaat enkel ten goede kan komen.