Oproep aan de Tweede Kamer: doe meer je best met Brussel

5 min. leestijd
Parlement buildings in the capital of the Netherlands in The Hague

Door vaker zelf de vinger op te steken, kan de Tweede Kamer veel meer invloed uitoefenen op de besluiten van de Europese Unie. Dat is een van de conclusies van het promotieonderzoek van Sofie Wolf over de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie. Wolf maakte een vergelijking tussen de manier waarop het Nederlandse parlement omgaat met Europese besluiten en de manier waarop de Bondsdag te zaken aanpakt.

Het opvallendste verschil tussen Nederland en Duitsland is dat de Europese bevoegdheden van de Bondsdag veel formeler zijn vastgelegd dan die van de Tweede Kamer. De Duitse grondwet besteedt er zelfs een heel artikel aan. Zo is wettelijk bepaald dat de Bondsdag een standpunt kan innemen waar de regering bij onderhandelingen in Brussel rekening mee moet houden. Ook heeft de Bondsdag zelfstandig het recht om de Europese Commissie voor de rechter te dagen als die zijn boekje te buiten gaat.

Moties tellen

Wolf promoveerde vorige week aan de Universiteit Maastricht en werkt inmiddels voor de Eerste Kamer. Haar onderzoek naar hoe het Nederlandse parlement zijn Europese bevoegdheden gebruikt, beslaat de periode van 2010 tot 2016. We interviewen haar op persoonlijke titel, op basis van haar promotieonderzoek.

Het verzamelen van de data over de Europese debatten in Den Haag was een monnikenwerk, vertelt ze. “Ik heb vooral heel veel data verzameld. Over hoe vaak bepaalde bevoegdheden worden ingezet. Over hoe debatten verlopen en met wat voor moties de kamer het kabinet naar Brussel stuurt”. Het was allemaal handwerk: “Dat betekent veel debatten bijwonen en teruglezen. En simpelweg tellen”.

Hulp kwam er van het Parlementair Documentatiecentrum dat data bijhoudt over het werk van de Eerste en Tweede Kamer. Maar het bleek al snel dat in Berlijn de zaken veel beter worden bijgehouden dan in Den Haag. 

Tweede Kamer heeft geen overzicht

“Als ik met Berlijn belde en vroeg hebben jullie X of Y, dan stuurde ze dat ik dat meteen. In Nederland was dat moeilijker”, vertelt Wolf. Er zijn geen registers over hoeveel debatten er over een bepaald onderwerp plaatsvinden. Er is ook geen overzicht van de ingediende moties. In Duitsland houden ze dat wel allemaal bij. 

Een van haar aanbevelingen aan de Kamer is om veel betere statistieken te gaan bijhouden: “Dan kan je beter reflecteren op waar je mee bezig bent en wordt het voor burgers en wetenschappers ook toegankelijk”.

Wolf ontdekte dat waar in Duitsland zaken structureel worden vastgelegd, het werk van de Kamer in Nederland erg afhankelijk is van de persoonlijke kennis van Kamerleden en medewerkers. Een voorbeeld zijn procedurele afspraken over hoe het kabinet de Kamer informeert over een beleidsterrein.

Wolf noemt het ‘ad-hoc afspraken’: “Ik vond er een over de visserijakkoorden. De afspraak is: elke keer als er een akkoord is over visserij, dan wordt er een parlementair behandelvoorbehoud gemaakt. Dus ik vroeg aan de Kamer: zijn er nog meer van dit soort afspraken op andere dossiers? Maar dan blijkt dat er geen register is waar ze in kunnen zien welke afspraken er gemaakt zijn”. 

Riskante situatie

In een tijd dat Kamerleden doorgaans maar een of twee periodes in het parlement zitten, is dat een riskante situatie, schetst Wolf: “Stel je voor dat er over een onderwerp in het verleden afspraken zijn gemaakt tussen de Kamer en het kabinet; weet iemand dat dan nog? En met name de Kamerleden?”

Voor Wolf is dat de belangrijkste les uit de vergelijking met Duitsland: breng alle bevoegdheden die het parlement heeft samen in één document. Dus de formele rechten, maar ook de informele afspraken. Plus een overzicht van de procedures voor het behandelen van Europese voorstellen. Wat haar betreft moet zo’n tekst als een aanhangsel gevoegd worden bij het regelement van orde.

Controleer ook zelf of een wet wel nodig is

Om de Europese besluitvorming toe te voegen aan zo’n belangrijk document dat bij elk Kamerlid in de kast staat, is geen overbodige luxe: “Mijns inziens is het de taak van het parlement om bij te dragen aan de Europese Unie. Dat staat ook in het Verdrag betreffende de Europese Unie. Artikel 12 draagt de parlementen op om zich in te zetten voor de Europese samenwerking”, benadrukt Wolf.

Bij die taak hoort volgens haar ook dat het parlement zelf controleert of een Europese wet wel nodig is. Het Europese subsidiariteitsbeginsel betekent dat Brussel alleen een rol heeft als een wet niet beter op nationaal niveau besloten kan worden. Elke wetsvoorstel dat de Europese Commissie doet bevat daarom een subsidiariteitstoets. Maar Wolf vind dat het parlement die toets zelf ook moet uitvoeren: “Je kan wel afgaan op de regering of op de Europese Commissie, maar dan oefen je je taak niet uit. Alleen als je zelf controleert, weet je of het voldoet”.

Dat betekent meer werk voor de toch al overwerkte Kamerleden. En dus, ook een aanbeveling van Wolf, moet er meer ambtelijke ondersteuning komen voor het parlement in Den Haag.

Ook een motie is macht

Die is ook nodig voor het belangrijkste middel van de Kamer om invloed uit te oefenen op Europa: het parlementaire behandelingsvoorbehoud. De Kamer heeft het recht een debat te eisen over elk Europees voorstel voordat een minister er in Brussel mee mag instemmen. Maar dat gebeurt niet vaak. In 2016, het laatste jaar dat Wolf onderzocht, stak de Kamer slechts 25 keer zijn vinger op.

En dat is jammer volgens Wolf. Want ook al is de Europese rol van de Nederlandse Tweede Kamer minder formeel vastgelegd dan die van de Bondsdag, ook met simpele moties kan het Nederlandse parlement een minister een bepaalde kant op duwen.