Morgen is het zover: de EU-ministers van Financiën zullen wederom proberen tot een akkoord te komen over de herziening van de Europese begrotingsregels. Het zal weliswaar een bijeenkomst zijn zonder minister Sigrid Kaag. Die slaat deze bijeenkomst over wegens privéredenen. Wellicht zal ze niet veel missen: naar alle verwachting zal er ook deze keer geen witte rook zijn.
Geen realistische handhaving
De Europese begrotingsregels moeten ervoor zorgen dat lidstaten hun staatsschulden en begrotingstekorten onder controle houden. Door de gemeenschappelijke munt kunnen financiële problemen immers zo naar andere landen overwaaien. Lidstaten met een staatsschuld hoger dan 60 procent van het bbp, moeten dat teveel met 5 procent per jaar verlagen.
Toch hadden twaalf lidstaten vlak voor de uitbraak van de coronapandemie een overheidsschuld van meer dan 60 procent. In de praktijk gingen landen dan ook erg losjes met de regels om. “Een gebrek aan transparantie en doeltreffende handhaving heeft de geloofwaardigheid van het kader ondermijnd”, vat een gisteren verschenen rapport van de Europese Rekenkamer, de financiële waakhond van de EU, het samen.
Zowat iedereen was het erover eens dat de begrotingsregels toe waren aan een opfrisbeurt. De Europese Commissie deed hierop een voorstel waarin centraal staat dat lidstaten één-op-één met de Commissie een traject voor schuldafbouw mogen afspreken. Dat traject moet beter aansluiten op individuele problemen dan de oude regel die voor iedereen hetzelfde is.
De Europese Rekenkamer is over het algemeen positief over het voorstel en stelt dat het de meeste problemen aanpakt. Wel vindt de financiële waakhond van de EU dat de nieuwe regels op de middellange termijn niet voldoende bindend zijn.
Niemand tevreden
Onder de lidstaten viel echter heel wat minder enthousiasme te horen. De landen met rode overheidsfinanciën zagen verstikkende verplichte bezuinigingen op zich afkomen, de rest vond het alsnog te losjes. De verschillende pogingen van de Spaanse EU-voorzitter – die vorige maand nog op een akkoord mikte – hebben vooralsnog niet voor witte rook gezorgd.
Aan de ene kant pleiten vooral landen met hoge staatsschulden voor bepaalde bezuinigingsvrijstellingen zodat ze ook tijdens hun traject van schuldafbouw kunnen investeren in bijvoorbeeld klimaat of defensie. Andere landen, met name Duitsland, willen dat er een harder gemeenschappelijk ijkpunt over de begrotingstekorten komt.
Vooralsnog zullen de meest intensieve discussies gaan over hoe de regels kunnen garanderen dat de begrotingstekorten niet terug over de drie procent kunnen gaan, zonder dat daar “een keiharde bezuinigingsmaatregel” voor nodig is, zoals een EU-diplomaat het samenvat.
Om tegemoet te komen aan de landen die meer investeringsruimte willen, deed de Spaanse voorzitter een voorstel. Landen die zich aan alle gemaakte afspraken hielden over de beloofde investeringen voor het coronaherstelfonds, zouden een automatische verlenging van hun traject voor schuldafbouw krijgen van vier naar zeven jaar. Nederland is het hier absoluut niet mee eens. Vooral het feit dat het nieuwe systeem al van bij de introductie meteen met geitenpaadjes werkt, vindt Nederland een verkeerde prikkel.
Nederland vindt samen met een paar andere landen dat in het voorstel te weinig staat over goede handhaving. Die handhaving moet ervoor zorgen dat landen achteraf niet terugkomen op gemaakte afspraken over schulden afbouwen.
De finish
Nederland denkt ondertussen dat een akkoord nog voor de jaarwisseling mogelijk is, waarschijnlijk begin december. Op het belang daarvan heeft minister Kaag meermaals gehamerd. Anders blijft er wel erg weinig tijd over om vervolgens met het Europees Parlement voor de Europese verkiezingen van juni 2024 tot een definitief akkoord te komen. Het Europees Parlement mikt trouwens ook op begin december om intern zijn standpunt aan te nemen.
Van het inflatiespook tot het coronaherstelfonds, elke woensdag ontvang je een overzicht van de laatste ontwikkelingen.