Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) roept EU-leiders op om het cohesiebeleid niet te veranderen. Via het cohesiebeleid kunnen minder welvarende regio’s in Europa aanspraak maken op Europees geld. De Europese Commissie heroverweegt binnenkort de werking van het cohesiebeleid en wil mogelijk nationale overheden laten bepalen waar het geld heen gaat. Nu hebben regionale overheden nog de touwtjes in handen. Ook Nederlandse provincies willen niet dat het cohesiebeleid verandert.
Het EESC is een Europees adviesorgaan waarin werkgevers, vakbonden en burgers vertegenwoordigd zijn.
Cohesiefondsen
Het cohesiebeleid is bedoeld om de economische en sociale verschillen tussen welvarende en rijke regio’s binnen de EU gelijk te trekken. Daar is geld voor opzijgezet. Door heel de EU gaat het om tientallen miljarden.
Op dit moment kunnen regio’s in Europa aanspraak maken op Europees geld voor projecten die de lokale economie, de werkgelegenheid of de bereikbaarheid van de regio kunnen verbeteren. Maar omdat de Europese Commissie zich straks gaat buigen over de meerjarenbegroting, komt ook het cohesiebeleid onder de loep te liggen. Loopt het wel goed? En moeten we de manier waarop we het geld over de EU verspreiden niet gaan centraliseren, vraagt de Commissie zich af.
Volgens de laatste cijfers van adviesbureau ERAC hebben Nederlandse regio’s sinds 2021 meer dan 4 miljard euro ontvangen van de EU. Dat geld ging naar bijna 5.000 projecten door heel Nederland. Volgens een schatting van ERAC hebben Europese fondsen door de jaren heen zo’n 60.000 banen opgeleverd.
Moet het anders?
“Nee”, antwoordt het EESC dus op de vraag in Brussel of het anders moet. “Het cohesiebeleid is er om minder welvarende regio’s te helpen. Hou dat ook zo.” EESC-voorzitter Oliver Röpke vreest dat de fondsen ingezet worden voor crisismanagement als de Commissie inderdaad bepaalt dat nationale overheden in plaats van regionale overheden bepalen hoe het geld wordt verdeeld.
Zo hebben EU-landen eerder Europees geld, bedoeld voor armere regio’s, ingezet wanneer zich een crisis voordeed. Tijdens de coronapandemie bijvoorbeeld, of bij een plotselingen toename van asielzoekers. Landen als Nederland zijn sterk tegenstander van het verhogen van het Europees budget. Het gevolg is dat landen soms niet genoeg geld hebben om een crisis aan te pakken. Projecten in de regio zijn daar dan weer de dupe van. Er is minder geld beschikbaar, en daarom wordt het cohesiebeleid als ‘back-up’ door overheden ingezet.
Nationale overheden laten bepalen waar geld uit cohesiefondsen naartoe gaat, zou volgens Röpke ook de afstand tot de gewone burger vergroten. Regionale overheden staan immers veel dichter bij de burger dan nationale overheden, is de veronderstelling.
Provincie of het rijk?
Ook Nederlandse provincies zien de bui al hangen. Met het oog op de aankomende gesprekken over het Europees budget wordt er al hard gelobbyd in Brussel om ervoor te zorgen dat de provincies zelf de touwtjes in handen blijven houden. Hetzelfde argument wordt aangehaald: “Laat de beslissing over waar het geld naartoe gaat zo dicht mogelijk bij de burger vallen.”
In november vorig jaar kwam het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) tot dezelfde conclusie als het EESC. In het CvdR zitten regionale beleidsmakers zoals burgemeesters, gedeputeerden en wethouders, die advies geven aan Europese instanties.
Het CvdR zei toen “kritisch te zijn op de renationalisering van het Europese cohesiebeleid”. Regionale beleidsmakers maakten zelf mee hoe tussen 2014 en 2020 cohesiefondsen door nationale overheden ingezet werden om gaten te dichten wanneer er zich een crisis voordeed. Dat is niet de bedoeling, vinden ze. Het gebruik van cohesiefondsen voor crisissen leidde ertoe dat andere projecten die lange structurele steun nodig hadden gevaar liepen.