Weet je het nog? Uit de les natuurkunde? ‘Co-he-sie’. Voor wie net als ik minder goed heeft opgelet: het gaat om de aantrekkingskracht tussen moleculen van één en dezelfde stof. Neem nu water. Waarom wordt water uit een slecht dichtgedraaide kraan een druppel? Antwoord: door de ‘cohesie’ tussen de watermoleculen.
Cohesie!
Hoe onaantrekkelijk het woord ook klinkt, een taalambtenaar in de Brusselse bubbel moet destijds (het fonds werd opgericht in 1994) hebben gedacht: hé, wacht, zoeken we nog een naam voor de grootste geldpot in Europa? Ik héb wat. Cohesie!
En zo gek was het idee ook weer niet. Want het doel van dit fonds is de ontwikkelingskloof tussen de verschillende EU-regio’s verkleinen – of de cohesie tussen al deze regio’s vergroten – door middelen te herverdelen tussen de rijkere en de armere gebieden.
Het geld uit het fonds gaat naar lidstaten waarin de economische welvaart (‘bni’ in jargon) lager is dan 90 procent van het EU-gemiddelde. Ex-communistische landen in Midden- en Oost-Europa zijn de voornaamste begunstigden. Tijdens de huidige EU-meerjarenbegroting (2021-2027) ontvangen 15 lidstaten cohesiegeld: Bulgarije, Cyprus, Estland, Griekenland, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en Hongarije.
Schoon vervoer
In het fonds zit heel wat geld. Ongeveer 34 procent van de EU-uitgaven gaat in die pot. Voor de huidige meerjarenbegroting (die van 2021-2027) gaat het jaarlijks om ongeveer 48 miljard euro.
En dat geld moet “de EU-lidstaten beter met elkaar verbinden” (denk weer aan ‘cohesie’), schrijft de Europese Commissie op haar website. Een lidstaat mag het geld besteden aan snellere treinverbindingen bijvoorbeeld, of een beter en schoner openbaar vervoer. ‘Schoon’ is ook belangrijk. Want ze wil ook dat de lidstaten streven naar “een groener Europa”. Landen mogen het geld dus besteden aan hernieuwbare energiebronnen als wind- en zonne-energie. Ook wil de Commissie een “slimmer Europa” via investeringen in digitalisering en ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen.
Om welke projecten het precies gaat, dat mogen de lidstaten zelf kiezen. De lidstaten, de staatshoofden en regeringsleiders, zijn ook zelf verantwoordelijk voor de goede uitvoering ervan. En daar loopt het wel eens mis.
Een nutteloos treintje
De Hongaarse premier Viktor Orbán, een voetbalfanaat, financierde met cohesiegeld een folkloristisch treintje in zijn geboortedorp. Een nutteloos spoor dat enkele leeggelopen dorpjes met elkaar moet verbinden. Eindstation? Een gloednieuw voetbalstadion dat hij liet bouwen tegenover zijn geboortehuis. “Een beter verbonden Europa? Een sneller en schoner openbaar vervoer? Ha! Krijg toch de kolere. Ik doe lekker m’n eigen zin”, moet hij gedacht hebben. Tegelijk krijgen Hongaarse steden in handen van de oppositie al jaren geen cent meer te zien. Andere corruptiezaken in verband met EU-geld stapelden zich op.
Ondertussen bevroor een moegetergde Europese Commissie een deel van het cohesiegeld voor Hongarije. En Orbán? Die zet (in de Raad, lees deze Babbel) te pas en te onpas zijn veto in – een recht dat je ook prima als chantagemiddel kan gebruiken – om het cohesiegeld alsnog te krijgen. ‘Victator’ luidt zijn bijnaam in Brussel. Onlangs blokkeerde hij 50 miljard voor Oekraïne, tot woede van de andere lidstaten.
Wie zo met het cohesiegeld omgaat, creëert geen aantrekking, eerder afstoting. Daar heb je trouwens ook een mooi woord voor uit de les natuurkunde: ‘repulsie’. Misschien dat een taalambtenaar in Brussel er ooit nog een fonds naar kan vernoemen.
Meer over Orbán, de EU & nutteloze treintjes lees je in het hoofdstuk ‘Victator, de kwelgeest uit Orbánistan’ in het Brusselse moeras: achter de schermen van Europa, een boek van Tijn Sadée en Bert van Slooten.