Europa’s rafelrand: Nachtbraker in Boedapest

4 min. leestijd
Tijn

Door Tijn Sadée, correspondent pendelend tussen Brussel en Zuidoost-Europa

Toen hij onlangs weer met vrienden door nachtelijk Boedapest zwierf merkte Hans van Vliet dat de jaren beginnen te tellen. “Mijn Hongaarse vrienden wilden mijn zestigste verjaardag vieren, en dan wordt het laat en blijft de drank maar doorkomen.” De volgende dag was hij niet meer vooruit te branden. “Ik moet dit niet meer doen”, lacht hij. “Maar de verleiding was te groot.”

In Boedapest kent inmiddels iedereen Van Vliet als de Hollandse jazztrombonist én de succesvolle horecaondernemer die het nachtleven in de Hongaarse hoofdstad voorgoed veranderde.
Niet slecht, voor iemand die als jonge twintiger voor het eerst in de Hongaarse hoofdstad opdook met een trombone en een weekendtas met twee schone onderbroeken en een shirt.

Het was 1989, de wereld stond op z’n kop, de Muur viel, en in landen als Hongarije brak na decennia van sovjetterreur een nieuwe tijd aan. Maar Van Vliet had het nauwelijks in de gaten. “Ik had de trein vanuit Nederland gepakt, ik was gewoon op zoek naar avontuur, en van al die opgewonden politieke manifestaties op straat in Boedapest verstond ik niets.”

Losgeslagen

Een paar baantjes later, achter de bar biertjes tappen, sprak hij perfect Hongaars. En Boedapest leerde Van Vliet kennen als die lange slungel, met een sigaret tussen de lippen, die tot middernacht de straten afstruinde.“Iedereen was in die dagen losgeslagen. Boedapest was een vieze, doorleefde, vrolijke stad, alles was mogelijk, en in jazzkelders kon je het podium opspringen om mee te jammen.”

Niet veel later raakte hij betrokken bij de oprichting van de Pótkulcs (De Reservesleutel), inmiddels een legendarisch muziekcafé, maar in die eerste dagen een experiment waar de gemiddelde Hongaar z’n neus voor ophaalde. De reden: een of andere rare buitenlander, genaamd Van Vliet, had de kroeg ingericht als een huiskamer, inclusief opgelapte ouwe meubels en lampen, gevonden op de vlooienmarkt.
Dat was even wennen voor de ‘nieuwe Hongaar’ die zich na de grauwheid van het communisme wat anders had voorgesteld bij aansluiting bij het welvarende Europa.

Maar de jazzmuzikanten en hun publiek voelden zich er al snel thuis, en Van Vliet groeide uit tot fenomeen. Zelf is hij de tel kwijtgeraakt, maar elke kroeg die hij daarna met Hongaarse vrienden in de steigers zette werd vanwege zijn ‘huiskamer touch’ een succes.

In het pas verschenen boek Boedapest – Tussen Oost en West, een wervelende geschiedenis van de Hongaren en hun hoofdstad van de Brits-Hongaarse historicus Victor Sebestyen, is een hoofdstuk speciaal gewijd aan het nachtleven in stadsdeel Pest. Daar werd rond 1900 al in de koffiehuizen – hoezo koffie? – tot in de vroege ochtend geflirt, gedanst en gezopen door de Europese beau monde. En steevast eindigden die bacchanalen met een nachtbrakerssoep, een Hongaarse delicatesse op basis van kip en paprika waarmee de kater wordt vermeden. Speciaal wordt in het boek de flamboyante gastvrouw Rózsa Pilisy in de Magyarenstraat gemeld, want daar zakte de toenmalige Prins van Wales graag incognito door, ver verwijderd van de Britse roddelpers.

Corrupt Hongarije

Sebestyen vergat Van Vliet te noemen, en dan vooral diens laatste wapenfeit in Boedapest: Café Jedermann in de Radaystraat, een paar honderd meter van de Donau.
Jedermann is tot op de dag van vandaag dé jazzclub van Boedapest. Maar Van Vliet is er niet meer. “Het werd een blok aan mijn been en ik heb de club verkocht. In het corrupte Hongarije onder het regime van premier Victor Orbán moet je altijd over je schouder kijken. Als je succes hebt komen Orbáns mannen vragen of je je café wil verkopen. Nadat je drie keer ‘nee’ hebt gezegd krijg je plots een inval van de belastingdienst, en die vinden altijd wel wat.”

Hij woont sinds een paar jaar in Amsterdam. Maar het begint weer te kriebelen. Op zijn zestigste verjaardagsfeest, onlangs in Boedapest, porde een vriend hem om samen weer een café te beginnen. “Waar ik van droom is een rol als norse barman. U wilt een latte macchiato? Nee, we hebben gewone filterkoffie. En er is één biersoort. Geen aanstellerig gezeur meer.”


Hans van Vliet in Boedapest (1992)

Het gras is altijd groener bij de buren.
Verken je horizon en ga ook eens vissen in een andere vijver!

Word lid Meer informatie