Column Europa’s rafelrand: Hongaarse ziel te koop in Brussel

4 min. leestijd

Door Tijn Sadée, correspondent pendelend tussen Brussel en Zuidoost-Europa

Je zou maar EU-ambassadeur namens Hongarije zijn. Op dit moment is dat Bálint Ódor. En als gezant namens de Hongaarse premier Viktor Orbán in de Europese politieke arena heeft Ódor de minst benijdenswaardige baan in Brussel.

Keer op keer moet hij namens zijn baas leugenachtige orders uitvoeren waar zelfs de sluwste topdogs in de Brusselse bubbel zich voor zouden schamen. In deze laatste dagen van 2022, waarin Orbán miljarden aan EU-subsidies dreigt te verliezen vanwege de aanhoudende corruptie in zijn land, maak ik me wel eens zorgen over de nachtrust van Ódor.

Stel je zijn dilemma even voor.

Ódor is één van de 27 EU-ambassadeurs, een groep door de wol geverfde topdiplomaten. Vaak kennen ze elkaar nog van een eerdere standplaats in Senegal, Ecuador of een ander Verweggistan, waar ze als beginnende ambassadeurs naar dezelfde recepties moesten. Wie weet vielen ze er ooit in elkaars armen tijdens een met drank overgoten diner dansant.

Principes? Wélke dan?

Nu zijn ze ouder en wijzer, en ze zijn de uitverkorenen, de ‘Permanente Vertegenwoordigers’ die in Brussel op het allerhoogste niveau de belangen van hun land verdedigen. Ze zijn de ogen en oren van hun regeringsleiders. En in het beste geval bereiden ze in taaie onderhandelingen de compromissen voor die hun bazen op een EU-top alleen nog maar hoeven af te hameren.

Natuurlijk maken ze onder elkaar nog wel eens het bekende grapje over ‘de’ ambassadeur: “Dat is een eerlijke functionaris die naar het buitenland wordt gestuurd om in het belang van zijn of haar land te liegen.” En natuurlijk weten ze allemaal dat dat grapje nogal belegen is. Zéker in de Europese politiek, waar je elkaar iets moet gunnen, omdat je elkaar vertrouwt.

Bálint Ódor is zo’n betrouwbare, ervaren beroepsdiplomaat. Het is daarom des te pijnlijker als je weet wat zijn baas Viktor Orbán, vanuit zijn residentie op de burchtheuvel in Boedapest, van hem eist.
“Bálint, luister! Als ze ons dat EU-geld niet willen geven, dan dreig je gewoon met een Hongaars veto tegen dat miljardenfonds voor de wederopbouw van Oekraïne.”
“Maar Viktor, die miljarden zijn voor Oekraïne, nota bene ons buurland dat door Poetin in puin wordt geschoten?!”
“Zeg je Brusselse collega’s maar dat wij als Hongarije principiële bezwaren hebben tegen zo’n gezamenlijk EU-steunfonds.”
“Wélke bezwaren dan? Hoe moet ik dit in hemelsnaam uitleggen aan mijn collega-ambassadeurs?”
“Jij verzint wel wat, Bálint, ik spreek je snel weer.”

Hongaarse handkus

Orbán bedrijft chantagediplomatie, of noem het vetocratie. Een veto inzetten op een niet gerelateerd dossier, om je gelijk te krijgen op een heel ander dossier – in dit geval: het binnenhalen van subsidiemiljarden uit Brussel. Het is een opzichtige en schaamteloze strategie waarmee Orbán al ruim twaalf jaar onafgebroken in eigen land politiek overleeft.

Onlangs hing Orbán zijn land weer vol met felle anti-EU-billboards. Prominent in beeld: een bom die neerstort op Hongarije. De bom vertegenwoordigt ‘Brussel’. En de boodschap is: het Brusselse beleid van sancties tegen Poetin maakt de Hongaarse economie kapot. Het is een giftige en walgelijke staatscampagne, als je bedenkt dat pal over de Hongaarse grens in buurland Oekraïne échte bommen dood en verderf zaaien.

Terug naar Bálint Ódor, die arme topdiplomaat in Brussel. Hoe lang houdt hij het nog vol als uithangbord van Orbáns leugenmachine?

Ódors voorganger Tibor Stelbaczky vertrok afgelopen zomer onverwachts, nog maar halverwege zijn termijn. Volgens de geruchten kon Stelbaczky zichzelf niet langer in de spiegel aankijken.

Maar Ódor moet deze week weer aantreden, in het kielzog van zijn baas die donderdag in Brussel aanschuift bij de EU-top: een top die zal worden gedomineerd door ‘de Hongaarse kwestie’.

Bij aankomst zal Orbán als altijd zijn geheime wapen inzetten: de handkus, een aloude Hongaarse galanterie waarmee hij eurocraten als Ursula von der Leyen gunstig probeert te stemmen.

Als je tijdens die scène het gekraak van botjes hoort, dan is dat het geluid van de krommende tenen van Ódor die zich de ogen uit zijn kop schaamt.

Volg Tijn op zijn reisblog www.balkandashboard.com

Het gras is altijd groener bij de buren.
Verken je horizon en ga ook eens vissen in een andere vijver!

Word lid Meer informatie