Geen schrijver is zo onzichtbaar als de vertaler. Wie een willekeurig, in het Nederlands vertaald boek uit de kast pakt, ziet waarschijnlijk alleen de naam van de auteur op het omslag staan. Naast de titel natuurlijk, die prijkt ook altijd op de kaft. Dikgedrukt, in een artistiek vormgegeven opmaak. Maar de naam van de vertaler? Die staat er zelden bij, terwijl juist de vertaler maakt dat buitenlandse literatuur leesbaar wordt. En dat is een probleem, vindt de Nederlandse vertaalbranche. Maar steun is er genoeg, ook vanuit Europese hoek.
Schrijver en vertaler Martin de Haan – vooral bekend van zijn vertalingen van de boeken van de Franse auteur Michel Houellebecq – en vertaler Annemart Pilon lanceerden begin april een petitie met een duidelijke oproep: vermeld vertalers op de omslag van een boek. Een petitie gericht aan Nederlandse uitgevers, want een plek op de kaft hebben ze nog lang niet altijd.
De petitie van De Haan en Pilon is inmiddels ruim 2100 keer ondertekend. ‘Wij vinden dat vertalers het verdienen om op het omslag vermeld te worden, als zij dat willen’, valt op de website van de petitie te lezen. ‘Want bij een vertaling zijn de schrijver en de vertaler samen auteur. Niet alleen volgens de Auteurswet, maar vooral ook door de aard van de zaak: niet de schrijver of het boek, maar de vertaler bepaalt hoe de Nederlandse tekst gaat klinken’.
Werkgroep
Dat vindt ook Martijn Nicolaas, werkzaam bij de Nederlandse Taalunie. Een intergouvernementele samenwerking tussen de Nederlandse, Vlaamse en Surinaamse overheid op het gebied van de Nederlandse taal. Nicolaas schreef namens Nederland mee aan het EU-rapport Translators on the cover, dat begin dit jaar uitkwam. “Uit elke lidstaat is een expert gevraagd voor de werkgroep die dit rapport samenstelde”, vertelt Nicolaas over de totstandkoming van het rapport. “Ik zat in die werkgroep namens het taalgebied en namens Nederland”.
Een van de aanbevelingen van Translators on the cover is dat vertalers inderdaad op het omslag genoemd moeten worden. Het heeft een symbolische waarde, legt Nicolaas uit: “Je laat eigenlijk zien hoe belangrijk het is dat ze bestaan. Zichtbaarheid is daar een hele praktische uiting van. En vertalers zijn van cruciaal voor Europa: we willen tenslotte een waardengemeenschap zijn, waar culturele uitwisseling van groot belang is”.
Want hoe meer waardering voor de vertaalbranche, hoe meer dat financieel ook zou moeten opleveren. En dat de vertaler nu meestal niet op het omslag staat, zegt veel over hun slechte financiële positie en voorwaarden. “Ze kunnen nauwelijks rondkomen van hun salaris”, zegt Nicolaas. “Het gevolg is dat daardoor steeds minder mensen willen gaan vertalen, waardoor er dus ook minder boeken zijn die rondgaan in Europa. En dat heeft weer een negatieve invloed op die culturele uitwisseling”.
Europese verschillen
Nicolaas legt uit dat de Europese verschillen groot zijn. Nederland doet het aardig op het gebied van vertalersvergoedingen, maar niet zo goed als bijvoorbeeld Engeland, Duitsland of de Scandinavische landen. De situatie in Oost-Europa is daarentegen een heel ander verhaal: “Bar slecht”, noemt Nicolaas het.
Maar alleen aan de uitgevers ligt het niet, benadrukt Nicolaas. Vertaalde literatuur verkoopt immers minder goed dan niet-vertaalde en een uitgever blijft een commerciële onderneming. “Het is vaak al een verliesgevend product”, vertelt Nicolaas over vertaalde literatuur. “Er zijn Letterenfondsen in de verschillende landen die ondersteuning bieden, maar dan nog kunnen veel vertalers er niet van leven”.
En om die positie te verstevigen kan Europees geld van pas komen. Nicolaas: “Er zijn al Europese netwerken van organisaties die met vertalen bezig zijn en die netwerken zou je kunnen verstevigen met Europees geld. Want je kunt met een Europese subsidieregeling natuurlijk niet het loon van vertalers betalen, maar het verstevigen van uitgeverijen of vertalersorganisaties kan wel. En dat is, zoals ik net al zei, heel belangrijk. Want wanneer Europa een waardengemeenschap wil zijn, is literair vertalen nog altijd heel belangrijk”.