Column Europa’s Rafelrand: Muziek verbroedert Hongaarse zigeuner en Nederlandse jurist

4 min. leestijd

Met zijn viool op schoot houdt Frido Diepeveen even pauze. Hij heeft zich net in het zweet gespeeld in restaurant Szeged in Boedapest, en nu zit hij uit te blazen terwijl zijn collega’s uit het zigeunerorkest een volgend nummer inzetten.

Het restaurant staat op z’n kop en Frido geniet. Een gulle lach, van oor tot oor.

Overdag runt de in Middelburg geboren Nederlander (1972) werving- en selectiebureau Diepeveen & Partners, dat hij een paar jaar geleden in de Hongaarse hoofdstad oprichtte. Het werk brengt hem dagelijks in de hoogste regionen van het internationale bedrijfsleven in de stad.

Maar het is pas in de ambiance van vochtige muziekkelders en zinderende restaurants dat hij beseft waarom hij nog geen dag spijt heeft gehad van zijn verhuizing naar Boedapest.

“Als vioolstudent in Nederland had ik les van de ongeëvenaarde violist Nello Mirando. Die omschreef zijn liefde voor het optreden heel treffend: ‘Je gaat een podium op, in een strak gestreken hemd, aftershave op, sigaret in je mondhoek, mooie dames in het publiek, wat wil je nog meer?’ Nello had gelijk. Dat wilde ik ook.”

Magyar nóta

Sinds hij zich in 2001 vestigde in Boedapest – in die eerste jaren als jurist werkend voor een Nederlandse bank in Hongarije – staat hij er bekend als ‘de Hollandse zigeuner’. Je treft Frido ’s avonds aan op de tram, met zijn vioolkist op weg naar een zoveelste optreden.

“Even voor alle duidelijkheid: zigeuners noemen zichzelf hier gewoon zigeuners, ofwel cigányok. Dat wordt beslist niet als discriminerend ervaren. De politiek-correcte, westerse term ‘Roma’ gebruiken ze zelf niet.”

De liefde voor de zigeunermuziek, de magyar nóta, dankt hij aan zijn moeder en zijn Hongaarse grootmoeder. Uit eerbetoon aan zijn grootmoeder bracht Frido’s familie de vakanties door aan het Hongaarse Balatonmeer, waar hij als vijftienjarige “wat lag te lanterfanteren” aan de oever. Het waren de laatste jaren onder het communisme.

“Er was niet veel anders te beleven dan naar meisjes kijken. Tot mijn moeder boos uitriep: en nóu ga je wat nuttigs doen!” Ze bleek een afspraak te hebben gemaakt met een prímás, een vioolmeester, die tijdens de lange zomermaanden bijles gaf aan het Balatonmeer.

“Ik kwam terecht in zo’n bedompt motelkamertje van twee bij drie meter dat de prímás deelde met nog een muzikant én met een wulpse vrouw die was komen aanwaaien. Ik moest me dan zien te concentreren op de vioolsnaren, terwijl die dame de hele tijd broeierig aan de prímás zat te plukken.”

Corpsbal op de cimbaal

Als hij nu zijn Hongaarse avontuur overziet, herinnert zij zich allereerst die prille euforische jaren waarin Hongarije, toen aspirant-lid van de Europese Unie, een veelbelovend en bruisend land was. Tussen Hongaren en Nederlanders waren er warme banden, zegt Frido. Dat had veel te maken met de duizenden Hongaarse vluchtelingen die in 1956, na de door de Sovjetsoldaten neergeslagen Hongaarse Opstand, in Nederland terecht waren gekomen.

Maar dat beeld is inmiddels volledig gekanteld. Het huidige Hongarije onder leiding van de autocratische premier Orbán botst nu frontaal met de EU. En van de Hongaars-Nederlandse vriendschap is weinig over, sinds Orbán en premier Rutte elkaar op EU-toppen in Brussel vilein de les lezen. Orbán hoort niet thuis in de EU, vindt Rutte. Waarop Orbán de vermoorde onschuld speelt: “Ik snap werkelijk niet waarom the Dutchman mij zo haat.”

Frido ziet het met lede ogen aan. “Er zijn helaas veel bruggen in korte tijd opgeblazen.”
Maar gelukkig is er nog de magyar nóta die Hongaren en Nederlanders verbroedert. Het is, zegt Frido, een muzikale vriendschap die is begonnen toen Nederlandse corpsballen na de Tweede Wereldoorlog hun eerste studentenzigeunerorkestjes oprichtten. “Die studenten waren aangetrokken tot datzelfde gevoel dat mijn leermeester Nello omschreef: het ruige en vrije leven van de cigány!”

De zigeunermuziek is nog altijd springlevend binnen de Nederlandse studentenverenigingen. “Die corpsballen worden na hun studie tandarts, rechter en chirurg, maar in hun vrije tijd hijsen ze zich nog altijd in kleurige zigeunervestjes en rijden met hun instrumenten naar Boedapest. Dan komen ze spelen met de échte jongens.”

En wat vinden die échte jongens daarvan? “Ach”, lacht Frido. “De cigányok vinden de interesse van de kaaskoppen in hun muziek wel mooi. Maar ze blijven ons zien als ‘de anderen’, de gádjo’s, die nooit zo mooi zullen spelen als zij.”

Tijn Sadée is correspondent pendelend tussen Brussel en Zuidoost-Europa. Volg hem op zijn reisblog www.balkandashboard.com

Frido Diepeveen in restaurant Szeged in Boedapest

Het gras is altijd groener bij de buren.
Verken je horizon en ga ook eens vissen in een andere vijver!

Word lid Meer informatie