Column Europa’s rafelrand: Brussel mist opnieuw de Bosnische signalen

4 min. leestijd

Door Tijn Sadée, correspondent pendelend tussen Brussel en Zuidoost-Europa

In de vroege ochtend zitten Goga en Elmir Prevljak aan de koffie op een terras aan het Bosnische Boračko-gletsjermeer. Goga wijst naar de overkant, naar het Herzegovina Lodges-complex dat ze ruim tien jaar geleden uit het niets hebben opgebouwd. Nu zitten de houten huisjes elke zomer vol met toeristen.

“Buiten het toeristenseizoen, als we meer tijd hebben, spring ik ’s ochtends aan onze oever het water in en zwem naar dit terras,” zegt Goga. “En dan staat Elmir mij op te wachten met handdoek, kleren en espresso.”

De bergen rond het meer vormen het spectaculaire decor van Goga’s jeugd. Hier groeide ze op, als dochter van Bosnische Serviërs, en gaf ze het jawoord aan Elmir, zoon van Bosnische moslims.
“Het is dat jij naar onze religieuze achtergrond vraagt, want voor ons deed en doet het er niet toe of je Servisch-orthodox, moslim of Bosnische Kroaat bent.

Elmir valt Goga bij: “Godsdienst bepaalt niet mijn identiteit. Ik geloof in goeie mensen, niet in religieuze mensen.” Voor het koppel, vijftigers inmiddels, is het daarom extra pijnlijk als ze terugkijken op hoe voormalig Joegoslavië in de jaren negentig door oorlogen uiteenspatte. ‘Hun’ Bosnië-Herzegovina, ooit de multi-etnische en meest gemêleerde deelrepubliek in Joegoslavië, zou het zwaarst worden getroffen.

Op de vlucht voor het geweld belandden Goga en Elmir als twintigers in Nederland waar ze in Arnhem een nieuw leven opbouwden. “Daar wonen nog altijd onze dierbaarste vrienden, Nederland is ons tweede thuisland,” zegt Goga.

Maar Bosnië, waar hun familie en achtergebleven studievrienden wonen, bleef als eerste thuisland trekken. “Jaren na de oorlog in Bosnië zijn we daarom, voorzichtig, begonnen, met een paar huisjes aan het meer,” zegt Elmir. “Die verhuurden we gedurende de zomermaanden. De overige tien maanden woonden en werkten we in Arnhem. Inmiddels is het andersom.

Diaspora

De kinderen, in Nederland, zijn inmiddels volwassen. Goga en Elmir kunnen zich nu volledig storten op hun gasten waarvan velen eenzelfde diaspora-achtergrond als zij hebben: Bosnische Nederlanders, ooit gevlucht.

’s Avonds, aan de gezamenlijke gastentafel, laaien felle discussies op. “Logisch,” zegt Elmir. “Zij komen na al die jaren voor vakantie terug in Bosnië, en zien hoe hier de politici er opnieuw een puinhoop van maken. Dat doet pijn.”

Ruim een kwarteeuw na de oorlog poken Bosnische politici het etnische vuur weer op. De naoorlogse opdeling van Bosnië in een Servische republiek en een moslim-Kroatische federatie heeft, vindt zowat iedereen in het land, een bestuurlijk gedrocht gebaard. De Europese Unie, waartoe veel Bosniërs op termijn willen toetreden, weet zich geen raad met het Balkanland.

Hoe nu verder? Op 2 oktober aanstaande zijn er verkiezingen. Elmir houdt zijn hart vast. “De EU moet geen zakendoen met onze corrupte politici, maar de gewone Bosniër de hand reiken. Maar ik vrees voor een herhaling van fouten. Toen, bij de uitbraak van de oorlog in 1992, liet Europa Bosnië in de steek. En nu mist Europa opnieuw de juiste signalen.

Zwarte humor

De politieke en sociale malaise zorgt inmiddels voor een tweede exodus. Naar schatting verlaten 60 duizend jonge Bosniërs jaarlijks hun land om hun geluk elders in Europa te zoeken.

“We organiseren daarom van 19 tot 21 augustus aanstaande rond het meer de eerste editie van het Habitat Cultuurfeest.” Het wordt, hoopt Elmir, een reünie van kunstzinnige talenten. “We móeten iets doen aan de leegloop van dit land. Op Habitat willen we laten zien wat Bosnië in huis heeft.”

Als op het terras het tweede rondje espresso’s wordt geserveerd laat ik Elmir op mijn telefoon de foto’s zien van de bergwandeling van de dag ervoor. Er zitten foto’s tussen van waarschuwingsborden langs het wandelpad met de tekst: ‘Pas op voor mijnen!’

Hoeveel landmijnen uit de oorlog liggen er nog in Bosnië?

Goga wijst naar de man aan het tafeltje naast ons: een Bosnische Serviër. “Vraag ’t hem maar. Hij is een ver familielid.” De man blaast zijn sigarettenrook uit en werpt een blik op de foto’s. “Ah! Die mijnen heb ík er destijds hoogstpersoonlijk neergelegd.”

Alle drie barsten ze in lachen uit.

“Zo leven we nu dus met en naast elkaar,” grijnst Elmir. “Gelukkig hebben we onze typisch Bosnische zwarte humor nooit verloren.”

Volg Tijn op zijn reisblog www.balkandashboard.com

Elmir en Goga Prevljak aan het Bosnische Boračko-gletsjermeer

Het gras is altijd groener bij de buren.
Verken je horizon en ga ook eens vissen in een andere vijver!

Word lid Meer informatie