“T is een kwestie van geduld, rustig wachten op de dag dat heel Holland Limburgs lult”, dat zong de Limburgse band Rowwen Hèze al in 1990. Op dat scenario zullen we waarschijnlijk nog even moeten wachten, maar als het aan de provincie Limburg ligt, wordt hun taal wel beter beschermd en op de kaart gezet. In 2030 willen ze een ‘deel-drie-erkenning’ (in plaats van deel twee van het Europees Handvest voor minderheidstalen) op zak hebben.
Steeds minder jongeren spreken de Limburgse taal, en daar wil de provincie Limburg verandering in brengen. Een van de stappen die de provincie gaat ondernemen, is het toewerken naar deze erkenning. Want dan wordt niet alleen de culturele waarde die de taal voor haar sprekers heeft erkend, maar er zitten ook praktische voordelen aan vast. Zo kan het in de rechtszaal worden gesproken, en kunnen scholen in het Limburgs lesgeven.
Het Frysk achterna
De Raad van Europa kan zo’n erkenning uitdelen (let op, dit is geen EU-instelling!). Om streektalen te beschermen en te bevorderen hebben de aangesloten landen, waar Nederland één van is, het ‘Handvest voor de regionale talen of talen van minderheden’ opgesteld.
Nu heeft Limburg al een deel-twee-status binnen dit Handvest. Dit betekent dat de Nederlandse staat het gebruik van het Limburgs niet mag belemmeren, en dat de taal beschermd moet worden. Een erkenning van het derde niveau, waar de provincie Limburg naar streeft, doet daar een stapje bovenop: de taal moet ook ‘actief bevorderd’ worden. Tot nu toe hebben in het Nederlandse Rijk het Fries en Papiaments deze stempel al ontvangen.
Om deze erkenning te verdienen moet aan minimaal 35 van de 68 verplichtingen voldaan worden die in het Handvest staan uitgestippeld. Hierbij kun je denken aan Limburgs als de voertaal in het onderwijs en de rechtspraak, maar er zijn ook meer laagdrempelige verplichtingen. Bijvoorbeeld het ondersteunen van opleidingen van journalisten die een regionale taal gebruiken, of ervoor zorgen dat mensen in tehuizen altijd behandeld kunnen worden door iemand die Limburgs spreekt.
Niet gratis
René de Groot vindt het “zeer uitzonderlijk” dat het Limburgs de deel-drie-status nog niet heeft behaald. Hij is emeritus hoogleraar en lid van de Raad van Europa. Er zijn namelijk honderdduizenden mensen die het dialect spreken. “De meeste talen die door veel mensen worden gesproken hebben al een deel-drie-erkenning”, vertelt hij de Limburgse omroep L1. Hij zou daarom graag zien dat het Limburgs deze status behaalt.
Ook D66-Europarlementariër Raquel García Hermida-van der Walle ziet de bescherming van minderheidstalen als iets heel belangrijks. Op haar eerste dag als Europees Parlementslid stuurde ze daar zelfs een brief over naar de Europese Commissie. Maar “het is niet vrijblijvend”, vertelt ze, “het Limburgs moet dan ook officieel worden toegestaan bij gemeenten, de provincie en in de rechtszaal”. Daarnaast, als het in de rechtbanken gesproken gaat worden, moeten er voldoende tolken zijn. “Dat kost een hoop centjes, afgezien nog van de vraag of je de mensen kunt vinden die wat willen en kunnen uitvoeren.”
Meer plat kallen
Jasper Kuntzelaers, gedeputeerde van de provincie Limburg, is in ieder geval de man die zich de komende jaren voor de derdegraads erkenning gaat inzetten. Na een paar werkbezoeken aan Friesland (of Fryslân, als we het toch over streektalen hebben) en gesprekken met experts heeft hij duidelijk voor ogen hoe Limburg deze “hoogste mate van bescherming”, zoals hij het noemt, kan gaan aanvragen. De provincie zal jaarlijks 1.1 miljoen euro uittrekken om de Limburgse taal te ondersteunen en verder te ontwikkelen.
In juni 2026 brengt René de Groot met de Raad van Europa een bezoek aan Nederland, we moeten dan ook in een rapport uitleggen hoe het gaat met de minderheidstalen in ons land. Het is aan Kuntzelaers om tot dan meer mensen te plat te laten kallen (lees: Limburgs laten spreken), en te bewijzen dat de taal de deel-drie-erkenning dubbel en dwars verdient.