Meer tong in de Noordzee dan gedacht, maar nog steeds geen versoepeling van vangstquota

De Commissie onderhandelt jaarlijks met het VK over de hoeveelheid tong die uit de Noordzee mag worden gehaald. Hevige schommelingen in recente aanbevolen hoeveelheden hebben grote sociaal-economische gevolgen voor Nederlandse vissers. Maar inspanningen om deze te verzachten schieten nog niet echt op.

6 min. leestijd
(Bron foto: iStock)

Nederlandse vissers verkeren in grote onzekerheid door grote schommelingen in de hoeveelheid tong die ze uit de Noordzee mogen vissen. Zowel Nederland en Europa spreken over oplossingen, waaronder de optie van het tussentijds aanpassen van het tongquotum. Dit gaat echter moeizaam, omdat de Europese Commissie met het Verenigd Koninkrijk moet overleggen. En daar is tot nu toe weinig vooruitgang geboekt.

De Europese Unie krijgt jaarlijks een advies van de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES) over de hoeveelheid vis die EU-lidstaten mogen vangen in zeeën van de EU. Zo moeten we ervoor zorgen dat er geen soorten vis uitsterven. Op basis van het advies bepaalt de EU samen met de VS hoeveel vis er gevangen mag worden. Deze wordt vervolgens verdeeld onder de lidstaten in de vorm van een visquotum: hoeveel mag elk land van een bepaald soort vis vangen?

Laag, dan weer hoger tongquotum

Tot en met 2026 worden de Nederlandse visquota verlaagd. Dat staat namelijk vastgelegd in een overeenkomst die de EU met het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft gesloten na de Brexit.

Daarnaast besloot de EU aan het eind van vorig jaar op basis van het advies om de toegestane hoeveelheid tong in de Noordzee met 60 procent te korten ten opzichte van het jaar daarvoor. Maar dit is niet de eerste vermindering. In afgelopen jaren is de toegestane hoeveelheid tong die Nederlandse vissers in de Noordzee mogen vangen enorm gedaald. “In drie jaar tijd is de hoeveelheid tong die gevist mag worden in de Noordzee met 83 procent afgenomen”, vertelt Geert Meun, vertegenwoordiger van de vereniging van kottervissers VisNed. Hij maakt zich grote zorgen over de grote inperkingen van het tongbestand. “Niet één sector kan dat dragen, een hele visserijsector dus ook niet.”

Maar bij een controlemoment in februari bleek dat er meer tong in de Noordzee zat dan eerder gedacht. Het nieuwe advies: er mag wel 177 procent meer gevangen worden. “Dan kom je overigens nog maar op de helft van wat we drie jaar terug hadden”, nuanceert Meun. Hij legt uit dat Nederland bij zulke kortingen het hardst wordt geraakt. Vóór de Brexit had Nederland altijd driekwart procent van het tong-aandeel in handen, maar ook nu nog wordt twee derde aan ons toegewezen door de EU. “Het is evident dat zo’n korting dan echt een enorme impact heeft”, zegt Meun.

Meerjarenquotum

Bert-Jan Ruissen, Europarlementariër namens de SGP en onder andere lid van de visserijcommissie binnen het Parlement, maakt zich ook druk om de veranderingen in het quotum. “Op deze gigantische schommelingen kunnen Nederlandse vissers natuurlijk niet plannen”, vertelt hij. Tegelijkertijd benadrukt hij ook het belang van een visquotum: “Het introduceren van quota’s is belangrijk voor de toekomst van de visserijsector. Het visbestand moet namelijk gezond gehouden worden.” Er moet dus een balans tussen de twee gecreëerd worden. Daarom pleit hij voor een ‘meerjarenquotum’. Een quotum wordt dan voor meerdere jaren vastgesteld in plaats van elk jaar opnieuw. “We moeten zorgen voor meer stabiliteit, zodat de visser weet waar hij aan toe is”, aldus Ruissen.

Geert Meun gelooft dat de komst van zo’n meerjarenquotum een stap voorwaarts zou zijn, maar aan de andere kant moet de wetenschappelijke informatie ook zoveel mogelijk up-to-date zijn. In die zin is een jaarlijkse aanpassing dus wel wenselijk, bijvoorbeeld als er nieuwe jaarklassen in de visserij beschikbaar komen, merkt hij op. “Wat veel meer tot de verbeelding spreekt, is om in het management van visbestanden te werken met jaarlijks maximale fluctuaties, bijvoorbeeld niet meer dan 20 procent omhoog of omlaag” aldus Meun.

Voor het vaststellen van visquota in de EU hebben de lidstaten het voor het zeggen. Maar in debatten met de Commissie en de lidstaten is het wel een thema dat Bert-Jan Ruissen voortdurend inbrengt. “Daarnaast roepen we de Commissie op om tot een meerjarenquotum te komen”, vertelt hij. Zo probeert hij vanuit het Parlement toch nog druk uit te oefenen. “Ik heb goede hoop dat het idee goed aan zal slaan, ook in de visserijcommissie in het Parlement. Dit is namelijk een thema dat in meerdere landen speelt”, legt Ruissen uit.

De sociaal-economische gevolgen

Het ministerie van Landbouw en Visserij werkt al sinds afgelopen december aan een non-paper, dat is een niet-bindende brief die vaak gebruikt wordt om informeel een standpunt in te nemen in politieke onderhandelingen. In deze non-paper zal Nederland de Commissie oproepen om de sociaal-economische impact voortaan beter mee te nemen bij het vaststellen van de vangstmogelijkheden. Het lage tongquotum kan bijvoorbeeld leiden tot toenemende kosten en daardoor gedwongen verhoging van de prijzen. Ook kan de beperking voor bedrijven die sterk op de tongvisserij leunen, leiden tot faillissementen en verlies van banen. Daarnaast verhoogt de korting het risico op slechtere naleving van de wetgeving. Dat wijst een onderzoek van het Wageningen Economic Research Instituut uit. Dit instituut doet in Nederland en daarbuiten sociaal-economisch onderzoek op het gebied van land- en tuinbouw en visserij.

Geert Meun vindt dat het ministerie tijdens de Visserijraad vorig jaar december had moeten pleiten voor een tussentijds evaluatiemoment voor het tongquotum. VisNed heeft dit dan ook aan voormalig minister Piet Adema geadviseerd. “Maar hij heeft dat op advies van zijn ambtenaren toentertijd niet gedaan, in onze optiek om bizarre en onduidelijke redenen”, vertelt Meun. “Dus nu staat de Europese Commissie een stuk zwakker in onderhandelingen met het VK om dat alsnog tussentijds te doen”.

Nog weinig vooruitgang geboekt

Maar volgens Geert Meun voorspellen de signalen vanuit het Verenigd Koninkrijk niet veel goeds. “Het VK wil hier nu tussentijds niets meer aan doen”, vertelt hij. “Ze hebben er geen belang bij, omdat zij hun toegestane aantal tong niet helemaal opvissen.” De Commissie levert geen commentaar op de voortgang van het proces, aangezien de onderhandelingen nog lopen.

Daarnaast is het non-paper nog niet tot stand gekomen en er is ook geen direct zicht op wanneer dat wel gaat gebeuren. Wel benadrukt huidig staatssecretaris Rummenie van het ministerie van Landbouw en Visserij het meenemen van sociaal-economische factoren regelmatig. Ook overlegt het ministerie met de Europese Commissie over een eventueel voorschot op het quotum van volgend jaar als tussentijdse oplossing. Omdat er genoeg tong in de Noordzee lijkt te zitten om zo’n voorschot toe te kunnen passen, zal dit in de nabije toekomst naar verwachting voor enige verlichting kunnen zorgen voor de Nederlandse visserij.