Voor Europarlementariër Lara Wolters (PvdA) was het muziek in de oren: de Europese Commissie kwam na lang wachten met een wetsvoorstel over ketenverantwoordelijkheid. Daarmee zou de Europese Unie uitbuiting, slechte werkomstandigheden en milieuschade in het bedrijfsleven beter aanpakken. Bijvoorbeeld door bedrijven verantwoordelijk te stellen over de gehele keten, zelfs als die zich voor een deel in het buitenland bevindt. Maar niet iedereen is tevreden met de richtlijn die nu op tafel ligt.
Lobbyen
Wolters, schrijver van de wet, diende een WOB-verzoek omdat het wetsvoorstel maar niet van de grond kwam. Hiermee verzocht Wolters de Commissie om de communicatie met de lobby-sector te openbaren om zo te controleren waar de zaak precies bleef steken.
Een kwestie waar achter de schermen dus druk over werd gediscussieerd. VNO-NCW, de grootste werkgeversorganisatie van Nederland, geeft aan dat er vanuit het Nederlandse bedrijfsleven jarenlang werd gelobbyd voor een Europese ‘due diligence’ verplichting, een soort zorgvuldige analyse van bedrijven of ze wel correct te werk gaan. Iets dat Nederlandse en Europese bedrijven tegemoet zien en werk van maken, stelt VNO-NCW, maar wat niet altijd gemakkelijk is: “Vaak is onduidelijk welke verantwoordelijkheden bedrijven precies hebben.”
Teleurgesteld
VNO-NCW is teleurgesteld: “De richtlijn zou regels vast moeten stellen over verplichtingen en aansprakelijkheid maar door de open normen en vaak vage definities weten bedrijven nog steeds niet waar ze aan toe zijn”. Zo zou volgens VNO-NCW veel aan de interpretatie worden overgelaten, terwijl de sancties wel snoeihard zijn: “Dit vergroot alleen de onzekerheid en maakt de uitvoerbaarheid lastig.”
Vaag maar ook te breed: “Door de Europese Commissie en NGO’s wordt veel benadrukt dat slechts 1% van de bedrijven onder het voorstel valt. Dat geeft echter een vertekend beeld.” Zo zouden alle bedrijven in de keten te maken krijgen met administratieve lasten bij het voldoen aan de richtlijn.
Hoezo gelijk speelveld?
Eén van de argumenten voor de richtlijn is het creëren van een gelijk speelveld, één duidelijk Europees beleidsplan, om zo de warboel aan nationale verplichtingen te overstijgen. Maar volgens VNO-NCW zal dat met dit voorstel niet lukken: “Deze richtlijn laat heel veel ruimte open om nationaal verder te gaan dan het Europese beleid en lijkt dit zelfs aan te moedigen. Daarnaast kan de uitvoering per lidstaat verschillen wat ervoor kan zorgen dat twee bedrijven uit verschillende landen een andere boete krijgen voor hetzelfde vergrijp”.
Bovendien, zo stelt VNO-NCW, wordt die ongelijkheid nog groter als je het Europese speelveld vergelijkt met dat uit non-Europese landen die actief zijn in de Europese Unie. “Zij vallen pas binnen het bereik van de richtlijn als zij een omzet van 150 miljoen draaien op de interne markt terwijl Europese bedrijven er al onder vallen als zij wereldwijd diezelfde omzet draaien.”
Dus wat nu?
De sector hoopt dat in de volgende stap, waarbij het voorstel door de Raad en het Europees Parlement verder wordt uitgewerkt, deze bedenkingen een plek krijgen. “Wat is het doel van deze richtlijn en is het voorstel in staat dit te verwezenlijken?”.
Enkele tips die alvast worden meegegeven: de open normen aanscherpen zodat bedrijven beter weten welke verantwoordelijkheid zij dragen, zorgen dat het voorstel in alle lidstaten op dezelfde manier zal gelden en bedrijven uit non-Europese landen op gelijke voet behandelen met die uit de Europese interne markt. Kortom: niet meten met twee maten.