Geen gas maar waterstof door Europese pijpleidingen

3 min. leestijd
Concept of natural gas distribution through pipes with Russian flag on it.

Europa maakt zich op voor een groene toekomst. Windenergie, zonnepanelen, waterstof, kerncentrales. Maar al die energie moet wel op een goede manier over het continent worden geleid. Dinsdagmiddag werd er over een herziene wet gestemd in het Europees Parlement, een voorstel van eind 2020. Want de criteria voor energie-infrastructuurprojecten die in aanmerking komen voor EU-fondsen was nodig aan herziening toe. Europarlementariër Tom Berendsen is schaduwrapporteur op dit onderwerp en werkte de afgelopen tijd mee aan de herziening. “Dit dossier is veel relevanter geworden door de actuele situatie”.

Het voorstel haalde het met een ruime meerderheid. De oorspronkelijke wetgeving uit 2013 richtte zich onvoldoende op duurzame energie bij het toekennen van de EU-fondsen voor energie-infrastructuur. Maar de tijd van olie en gas wil de Europese Commissie snel achter zich laten en om bovenstaande energiebronnen daadwerkelijk op de juiste plek te krijgen, is de juiste infrastructuur nodig. “Dit pakket zorgt ervoor dat we klaar zijn voor het energiesysteem van de toekomst”, zegt Berendsen. “Het gaat in eerste instantie om verduurzaming, maar leveringszekerheid en betaalbaarheid van energie spelen ook een hele belangrijke rol. Zeker nu”.

En dat is voor Nederland ook goed, zegt Berendsen. “We hebben flinke ambities op bijvoorbeeld het gebied van waterstof en het afvangen en opslaan van CO2. Daarvoor is allerlei infrastructuur nodig.” Wat hij bedoelt, is dat als Nederland waterstof gaat produceren, dat die dan ook naar andere landen moet kunnen. En daar moet een pijpleiding voor komen. “En bijvoorbeeld energiekabels die van het ene land naar het andere lopen”, vertelt Berendsen over andere initiatieven. “Maar het voorstel gaat ook over gezamenlijke energieprojecten, zoals rond CO2-afvang, -en opslag. Nederland wil dat in lege velden onder de Noordzee stoppen”.

Onderlinge verbinding

Berendsen is dan ook blij dat dit voorstel het gehaald heeft. Maar hij ziet het als eerste stap en denkt dat er nog veel meer kan. “We zouden het pakket dat er nu ligt nog veel sneller moeten invoeren en uitbreiden, en het energiesysteem in Europa nog veel beter onderling moeten verbinden. Zo kunnen we beter profiteren van elkaars kansen bij het opwekken van energie”.

Daar komt ook nog bij dat een goed onderling systeem de energie betaalbaarder maakt, legt Berendsen uit. Vooral als dat op de juiste plek opgewekt wordt. “Waar we het in Europa nog niet over hebben, is dat we lidstaten bij elkaar zetten en zeggen: Spanje, hoeveel zon kun je leveren? Nederland, hoeveel wind kun je leveren? Frankrijk, hoeveel kernenergie kun je leveren? Energie is echt een onderwerp waar we nog veel meer Europees moeten samenwerken en waar we nog veel meer zouden moeten coördineren”. En dan maakt een goede infrastructuur de distributie mogelijk. 

Bewustzijn

Daarvoor heeft Berendsen goede hoop. Door de oorlog in Oekraïne is Europese samenwerking in een stroomversnelling terechtgekomen. En dat kan zomaar eens gevolgen hebben voor een Europees energiebeleid. “We zijn al bezig met gezamenlijke gasinkoop. En de Europese Commissie is achter de schermen ook bezig met het ontwikkelen van kleine, modulaire kerncentrales. Het bewustzijn dat we dit samen moeten doen, dat is er steeds meer”.

Een gezamenlijke energieproductie en distributie die – als alles goed verspreid en verdeeld wordt – ook van groot strategisch belang kan zijn. Dat laat de oorlog in Oekraïne en de Europese energie-afhankelijkheid van het Russisch gas nu zien. “Mijn punt is altijd geweest: we hebben terecht veel aandacht voor duurzaamheid, maar we mogen niet vergeten dat de leveringszekerheid van even groot belang is”, zegt Berendsen. “En dat blijkt nu maar weer. Als je zo afhankelijk bent, dan ben je eigenlijk chantabel ten opzichte van Rusland”.