Scholen en onderwijsinstellingen hebben onvoldoende gebruik gemaakt van Europees geld om te digitaliseren. Dat concludeert de Europese Rekenkamer. Ondanks de beschikbaarheid van Europees geld zijn er nog steeds scholen die te weinig digitale apparatuur hebben.
Digitalisering
Al voor de coronapandemie ondersteunde de Europese Commissie scholen en onderwijsinstellingen door geld beschikbaar te maken om te digitaliseren. Denk daarbij aan een verbetering van het internet, de aanschaf van programma’s om thuis lessen te volgen of digitale krijtborden. Ook tijdens de pandemie, toen leerlingen thuis les moesten volgen, werd extra geld uitgegeven. Dat kwam toen neer op zo’n 11 miljard euro.
Weinig effect
Het geld heeft dus weinig geholpen, zegt de Europese Rekenkamer. Dat heeft volgens de Rekenkamer vooral te maken met het feit dat scholen hun behoeftes niet voldoende in kaart hebben gebracht. Zo was er op nationaal niveau vaak een vertekend beeld van wat scholen nodig hadden. Ook deden lidstaten niet genoeg om het geld op de juiste plek te krijgen. Het Europees geld had opgenomen moeten worden in provinciale en regionale schoolprogramma’s, vindt de Rekenkamer.
Uiteindelijk zijn de lidstaten verantwoordelijk voor onderwijsbeleid. De EU mag alleen maar ondersteunen. Dat doet het onder andere met financiële middelen.
