Column Toren B | De belangrijkste Nederlandse EU-minister wist ook wel: niemand weet waarheen dit gaat

In Toren B schrijft Hanna Hosman wekelijks over de EU als onbedoelde comedyshow.

4 min. leestijd
Beyen presenteert zijn memoires aan goede vriend prins Bernhard.
Beyen presenteert zijn memoires aan goede vriend prins Bernhard (Bron: commons.wikimedia.org)

Op een plein in Boekarest staan twaalf bronzen hoofden, zo groot als complete mensen, in een cirkel rondom een Europese vlag. Het zijn de kale en kalende hoofden van de ‘founding fathers’ van de Europese Unie. Er is ook zo’n monument bij het huis van Schuman, daar staat hij met Gasperi, Monnet en Adenauer in brons te overleggen. 

Maar het eerbetoon in Roemenië heeft veel meer grondleggers meegenomen, misschien omdat het land op het moment van plaatsing onderweg was naar toetreding tot de EU en niemand voor het hoofd wilde stoten. En dus staat in Boekarest ook het hoofd van Johan Willem Beyen, de “meest invloedrijke Nederlandse minister voor de Europese integratie”, aldus wijlen Europa-hoogleraar Mathieu Segers. 

Wie, Beyen? Ja, precies.

Beyen deelde het ministerschap van Buitenlandse Zaken met Joseph Luns, de bekendere van de twee. De formerende partijen konden de knoop over de baan in 1952 niet doorhakken en lieten de knoop vervolgens maar zitten. In Het spel en de knikkers: een kroniek van vijftig jaren (1968) doet de minder bekende minister verslag van hoe dat precies ging, die Europese integratie. 

Hij was een apolitieke minister, zoals hij het zelf noemde. Dat was bij de beëindiging van zijn termijn een rariteit, maar niet lang daarvoor was het best gebruikelijk. In die periode was de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken een heel social event, schrijft Beyen, waar na een statig diner de betreffende minister in gedecoreerd rokkostuum verscheen, terwijl de gasten zich “in avondtoilet in de loges bevonden”.

Plan-Beyen

Goed, net iets na die tijd werkte Beyen aan de Europese integratie. In 1952 was de gangbare overtuiging dat politieke integratie de eerstvolgende stap was na de oprichting van de EGKS. Maar de Nederlandse regering (lees: Beyen) vond: we moeten beginnen met economische samenwerking, dan volgt de rest. Pogingen om dat plan-Beyen te verwezenlijken strandden in 1952, vooral door Franse tegenstand. 

In het Nederlandse parlement was veel interesse in die Europese visies van Beyen, maar weinig discussie. Behalve vanuit de communistische partij, maar die was in meer dingen de uitzondering. Er was een consensus, ook in de andere landen: om ons staande te houden moeten wij samen verder. Maar ja, hoe die vereniging er dan uit moest zien: “Het is niet denkbaar dat zelfs de founding fathers, Schuman, Gasperi, Adenauer of Monnet een volledig helder, scherp omlijnd denkbeeld hadden van alle aspecten dezer problemen”, schrijft Beyen.

Drie jaar later voelde hij dat de “atmosfeer rijp was voor een relance Européenne”. Beyen gebruikte veel Frans. Een paar honderd kilometer verderop voelde Paul-Henri Spaak hetzelfde. Ze zochten elkaar met Bech van Luxemburg meermaals op. Ze besloten – “niet zelden namen we onze besluiten aan een van spijs en drank welvoorziene dis” – het nog eens te proberen met die economische samenwerking. Messina kwam handig uit met de agenda’s van de zes landen. 

Motards

En zo zat Beyen in juni 1952 in de auto op Sicilië. Vanuit het voormalig dominicaanse klooster waar hij was ondergebracht werd hij geëscorteerd door “met de sirene loeiende motorfietsen”. Nou vond Beyen dat nooit een “ongekwalificeerd genoegen”, maar hier in het beeldschone Messina werd hij er tamelijk nerveus van. De bochtige wegen leken telkens uit te komen in de Middellandse Zee, “je had het gevoel steeds met het rechter voor- en achterwiel boven de blauwe zee van Odysseus te zweven”. En de glimmende motards leken de begeleiding op te vatten als een gelegenheid om hun strakke voertuigbeheersing eens te demonstreren. Als dat maar goed gaat, dacht Beyen. 

Maar het ging goed, en zo kwam hij aan in Messina, waar hij Europese geschiedenis schreef. De mannen spraken af om over te gaan tot economische integratie. Dat werd de Europese Economische Gemeenschap, die twee jaar later tot stand kwam in het Verdrag van Rome. Dus dat is Beyen.