Hoe organiseren lokale en regionale overheden grensoverschrijdend spoorvervoer voor hun inwoners; bijvoorbeeld ondernemers en studenten die over de grens werken? Het is een kopzorg van Nederlandse gemeenten en provincies, die in Brussel hun eigen stem laten horen. In de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen kwam de Europese dimensie van dat raadswerk niet vaak aan de orde. Maar dat ligt niet aan een klein aantal, in Brussel zeer actieve wethouders en burgemeesters.
In een tekstvoorstel uit december 2020 somt de Europese Commissie een reeks plannen op voor ‘slim en duurzaam vervoer’, variërend van CO2 emissies tot snelle internationale treinen. Daar kan toch niemand tegen zijn – het stuk werd door het kabinet verwelkomd. En ook drie fracties in de Kamer waren juichend over de ‘mededeling’ van de Europese Commissie – een documentvorm waarin nadere plannen worden aankondigt. De CDA fractie wees in een reactie op het belang van de touringcarbranche en de D66 fractie op die van het spoor. Daarna namen de ministers de strategie aan in hun vergadering in juni.
Comité van de regio’s
Maar 1 aspect kwam niet naar voren in de reactie van onze volksvertegenwoordigers. Want om de overstap van de auto naar de fiets en het openbaar vervoer in de steden en op het platteland mogelijk te maken, moet er nog veel gebeuren. Dat is de zorg van lokale overheden. Die hebben hun eigen stem in de Europese Unie: in het Comité van de Regio’s. Deze organisatie bestaat uit 660 lokale bestuurders en gekozen volksvertegenwoordigers in regio’s en steden en dorpen. Ze komen zes keer per jaar bij elkaar. Nederland heeft twaalf leden; zes uit de gemeenten en zes uit de provincies. In het recente congres in Marseille werd de burgemeester van Kiev tot erelid benoemd, zo rapporteerde De Stentor. De Overijsselse gedeputeerde Eddy van Hijum is Comité-lid, vandaar.
Op het eerste gezicht lijkt het werk van het Comité van de Regio’s, alleen een adviesorgaan, vooral veel ceremonieel. Maar er wordt achter de schermen hard gewerkt aan Europees beleid in stad- en provinciehuis. Vanuit hun lokale post, maar ook vanuit politieke fracties vergaderen de leden over rapporten die de impact van Europese regelgeving dichtbij de burger beschrijven.
Mobiel over de grens
De Haagse wethouder Robert van Asten schreef bijvoorbeeld namens de liberale fractie Renew (waar D66 en VVD in zitten) een adviesrapport over het Commissievoorstel slimme en duurzame mobiliteit. Daarin benadrukte hij dat er ook lokaal nog veel moet gebeuren om ondernemers en studenten bijvoorbeeld uit de auto en in het openbaar vervoer te krijgen. Grensovergangen zijn ingewikkeld, vervoerders sluiten niet aan en kaartsystemen zijn niet compatibel.
Het rapport van Van Asten kostte de nodige onderhandelingen, want een aantal Europese regio’s is simpelweg economisch afhankelijk van de auto-industrie. Ook kwam er in zijn advies meer aandacht voor bergpassen en poolregio’s. De Europese Unie is immers één in diversiteit.
Het stuk werd aangenomen en naar de Europese wetgevers (de Raad van Europese ministers en het Europees Parlement) gestuurd. Dat moet, want het Europese Hof bepaalde al eens dat een Comité van de Regio’s niet mag worden overgeslagen. Al is het maar een advies.
Kunstmatige intelligentie
Toch is het document meer dan papierschuiverij; sterker, de stad Den Haag zou er best eens van kunnen profiteren. Europees werken is netwerken en gedurende het adviestraject waren er de nodige goede contacten opgebouwd met Europese politici. Ook de Nederlandse regering was belangstellend. Zo’n signaal dichtbij de burger kan goed worden meegenomen in het wetgevingsproces.
Maar zijn noeste werk aan dit Europese advies heeft de wethouder waarschijnlijk weinig stemmen opgeleverd. Het Comité van de Regio’s is ongezien in de nationale media. Het is zelfs onduidelijk of de Nederlandse onderhandelaars de stem van ‘onze’ gemeenten en steden wel meenemen. Dat schrikbeeld geldt bijvoorbeeld ook bij de grote nieuwe concept-wet over kunstmatige intelligentie. De Emmense wethouder Guido Rink, ook lid van het Comité, schreef daar een rapport over. Ook in deze concept-wet is de lokale stem te weinig gehoord, concludeert hij met de Europese collega’s. Lokale en regionale organisaties screenen ook, en discriminatie ligt op de loer. Dat geluid is nog niet doorgedrongen: hoewel de regering stelt dat de ‘consequenties op departementen’ worden onderzocht worden gemeenten en provincies niet genoemd in de Nederlandse onderhandelingsinzet. Dat vergt dus – naast de coalitieonderhandelingen – nog het nodige Europese lobbywerk vanuit stadhuis en provinciehuis.
Mendeltje van Keulen is onder meer praktijkprofessor Europa bij de Haagse Hogeschool. Van 2011 tot 2017 was zij griffier Europese Zaken bij de Tweede Kamer. Zij leegt voor Brusselse Nieuwe regelmatig de brievenbus van de Tweede Kamer en legt Europese voorstellen bovenop de stapel.