Column Cijfers en feiten | Wat kost de toetreding?

Elke week schrijft oud-hoofdeconoom van de Sociaal Economische Raad (SER) Marko Bos voor Brusselse Nieuwe een column over financiële zaken.

3 min. leestijd
(Bron foto: iStock)

De Europese Commissie heeft de tien landen doorgelicht die, formeel of potentieel, kandidaat-lidstaat zijn. Het gaat om zes landen op de Westelijke Balkan, de ‘eeuwige kandidaat’ Turkije, Georgië, Moldavië en Oekraïne. Op basis van de doorlichting stelt de Commissie voor om met Oekraïne, Moldavië en Bosnië-Herzegovina toetredingsonderhandelingen te beginnen. 

De Russische inval in Oekraïne en de bemoeienissen van China met de Balkan hebben aan verdere uitbreiding een geopolitieke urgentie gegeven. Het blijft dan voor de EU zaak om scherp te blijven toezien op de toetredingsvoorwaarden. Dat zijn de bekende Kopenhagen-criteria inzake de rechtsstaat, grondrechten, stabiele democratische instellingen, een functionerende markteconomie en het tegengaan van corruptie. 

Dertig jaar geleden

Dertig jaar geleden – toen de criteria van Kopenhagen werden opgesteld – stond de EU voor net zo’n uitdaging. Na de val van de Muur viel in het hart van Europa een geopolitiek vacuüm. De EU sloot Europa-akkoorden met Midden- en Oost-Europese landen en bood perspectief op toetreding. Zo wist de EU richting te geven aan de transformatie van deze landen naar een markteconomie en een democratische rechtsstaat.

Dat toetredingsproces duurde toen zo’n tien, twaalf jaar. Die tijd hadden de kandidaat-lidstaten hard nodig om zich alle EU-regels eigen te maken. Zo konden ze volwaardig deelnemen aan de interne markt.

Daarvoor is niet nodig dat toetredende landen vooraf een bepaald niveau van economische ontwikkeling hebben bereikt. De grafiek laat zien dat het bbp per hoofd van de bevolking, gecorrigeerd voor lagere kosten van levensonderhoud, in de landen van de Westelijke Balkan tussen een kwart en de helft van het EU-gemiddelde ligt. Dat is vergelijkbaar met de relatieve welvaartspositie van de toenmalige kandidaat-lidstaten dertig jaar geleden. En die landen hebben na toetreding, door deelname aan de interne markt en steun vanuit de structuurfondsen, hun achterstand sterk weten in te lopen.

Lessen

Gaat dat ons niet heel veel geld kosten? Nee, het EU-budget hoeft daarvoor maar een fractie te worden verhoogd. Kijk maar naar de afgelopen 25 jaar. Ondanks de toetreding van 13 armere lidstaten is het EU-budget als percentage van het nationaal inkomen van de EU gedaald.

Een andere les is dat de kwaliteit van de rechtsstaat en de democratische instellingen ook na toetreding volop aandacht vraagt. Er is dringend behoefte aan effectieve mechanismen om lidstaten – zoals Hongarije en Polen – te houden aan hun verplichtingen.

Daarmee betreden we het terrein van de uitbreidingsvoorwaarden: wat de EU zelf moet doen. Zoals een regeling voor het aantal Eurocommissarissen en meer meerderheidsbesluitvorming. Een vetorecht lijkt voor lidstaten een kostbaar bezit. Totdat je last krijgt van onvoldoende slagvaardigheid, of gegijzeld wordt door een notoire dwarsligger.