Op de Raad Economische en Financiële Zaken komen de Europese ministers van Financiën samen rond twee thema’s: koolstofheffing (CO2-belasting) en de minimumbelasting voor Europese multinationals. En vooral dat laatste lijkt moeilijk tot stand te komen omdat Polen en Hongarije geen voorstander zijn. Minister Kaag en staatssecretaris Van Rij zijn erbij. Krijgen ze alle neuzen dezelfde kant op?
Geen unanimiteit
De Europese Commissie wil een minimumtarief van 15% aan vennootschapsbelasting voor multinationals in Europa. Toch blijkt dat moeilijker dan gedacht. De Europese ministers van Financiën zijn het vandaag tijdens de Raad in Brussel namelijk niet eens geworden over de richtlijn.
Hoewel de Franse minister van Financiën Bruno Le Maire, wiens land momenteel het voorzitterschap draagt van de Raad van de Europese Unie, al tot een akkoord wilde komen, kon er maar geen unanimiteit worden behaald. Polen en Hongarije lijken dus een belastingsleutel in handen te hebben. De landen zijn tegen omdat ze door gunstige belastingtarieven multinationals naar hun land proberen te trekken.
De Europese richtlijn moet in de buurt komen van een akkoord dat al eerder werd bereikt tussen 140 landen en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Daar werd afgesproken dat multinationals vanaf 2023 een minimum van 15% aan belasting moeten betalen.
Nederland wil wel
Overigens is Nederland wel voorstander van de voorstellen: “Nederland wil dat het minimumtarief er komt en ook snel uitgevoerd zal worden. Stop het ontlopen van belasting. Als Europese Unie kunnen we hiermee een sterke boodschap geven aan de wereld”, aldus Van Rij.
Dat het nu niet is gelukt is teleurstellend, maar de staatssecretaris heeft alle vertrouwen in de nabije toekomst: “Ik heb alle vertrouwen in de gaven van de Franse diplomatie om dit begin april tot een goed einde te brengen. Polen heeft een punt gemaakt, maar Nederland is alvast een enorme voorstander.”
Groen licht groene maatregel
Wel is er een belangrijke stap gezet op het vlak van de koolstofheffing, ook wel CBAM genoemd, waardoor producten die uit het buitenland komen dezelfde CO2-heffing moeten betalen als producten die in de Europese Unie worden gemaakt. Een soort koolfstofbelasting dus, waarmee de Europese Unie een eerlijke marktpositie voor Europese ondernemingen wil garanderen.
“Als Nederland zijn we hier groot voorstander van. Het is een eerste stap richting Fit for 55. Dit is ook iets dat in de Tweede Kamer is besproken en daar brede steun heeft. Het wordt een heffing aan de grens van de Europese Unie. Een belangrijk moment!”, concludeert Van Rij.
Hoe verder?
En wat met het Europees systeem voor emissiehandel en het uitfaseren van CO2? “De rapporteur van het Europees Parlement gaat over dit pakket, Mohammed Chaliet, die heb ik gisteren gesproken. De triloog gaat opgestart worden en de besluitvorming zal dan eind mei volgen. Daar zullen deze thema’s dan ook gekoppeld worden.”
Dat de staatssecretaris zijn naam verkeerd uitsprak, is niet de grootste zorg van Europarlementariër Mohammed Chahim (PvdA): “Het is veelbelovend dat Europese lidstaten het zo snel met elkaar eens zijn dat ook industrie buiten Europa aan de slag moet om haar CO2-uitstoot te beperken. Maar the proof of the pudding is in the eating: het akkoord laat veel vragen onbeantwoord over de juist zo belangrijke details van CBAM.”
Chahim vervolgt: “Laten we niet vergeten dat CBAM onderdeel is van een heel pakket aan klimaatwetsvoorstellen, afgelopen zomer gepresenteerd door de Europese Commissie. Alle verschillende elementen uit dit pakket zijn onderling met elkaar verbonden en het is moeilijk, of zelfs onmogelijk om ze los van elkaar te zien. Uiteindelijk zijn het de Europese Raad en het Europees Parlement samen die een akkoord moeten bereiken over dit hele klimaatpakket.”