Interview | Wethouder Jonkman: Tien jaar tussen gemeentehuis en Brussel

Terwijl de Europese Commissie overweegt minder met de regio’s te praten en het uitdelen van Europees geld aan de nationale overheden over te laten, maken provincies en gemeenten zich druk. Er lijkt niet geluisterd te worden naar de regio en dat is niet ongewoon. Het gebeurde bij het coronaherstelfonds al eens en die discussie laait nu weer op. Rob Jonkman is als een van de meest ingevoerde lokale politici in Brussel bekend met de relatie tussen de regio en de EU. Tijd dus om nog eens te praten over de regionale stem in Brussel.

3 min. leestijd
Wethouder Jonkman bij het Comité van de Regio’s. Bron: ECR groep CvdR

Tien jaar lang vertegenwoordigde Rob Jonkman, wethouder van de Friese gemeente Opsterland, lokale overheden in het Comité van de Regio’s, het adviesorgaan van de EU voor gemeenten en provincies. Geen bijbaan, maar een serieuze politieke functie op Europees niveau. “Het Comité is een plek waar je met mensen van allerlei bestuurslagen samenkomt”, zegt hij. Van een raadslid uit een Roemeense plattelandsgemeente tot de gouverneur van een Italiaanse regio, bijvoorbeeld. “Die variatie maakt het leerzaam.”

Toen Jonkman begon, was de positie van het Comité van de Regio’s in Brussel nog anders. Adviezen verdwenen vaak in de la en het Europees Parlement had nauwelijks contact met de vertegenwoordigers van de gemeenten en regio’s. En hoewel dat beeld misschien bij sommigen is blijven bestaan, is er behoorlijk wat veranderd door de jaren heen. “We zijn als Comité actiever geworden in het zoeken van verbinding met het Europees Parlement”, legt Jonkman uit. “Je moet niet alleen rapporten schrijven, je moet ook zorgen dat ze bij de juiste mensen terechtkomen.”

Onbekend

Jonkman noemt als voorbeeld zijn rapport over het coronaherstelfonds. “Dat is besproken met de rapporteur van het Europees Parlement. Dat helpt, stelt Jonkman. Een ambitieuze Europarlementariër die zijn rapport goedgekeurd wil krijgen kan met veel meer gewicht de strijd in als hij kan aantonen dat hij de steun heeft van het Comité. “Vroeger stuurden we zo’n stuk op en hoopten we dat iemand het las. Nu zorgen we dat het onderdeel wordt van het politieke proces.” Dat helpt niet alleen de ambitieuze Europarlementariër, maar ook de invloed van het Comité zelf.

Dat is nodig, want het Comité is onbekend. Daarom nam Jonkman gemeenteraadsleden mee naar Brussel. Niet als leuke excursie, maar juist om te laten zien waar het beleid gemaakt wordt dat op hun borden komt te liggen. Een poging meer begrip te creëren bij de politici thuis, en met succes, denkt Jonkman.

Daar speelt het Comité een rol in. “We zijn geen mini-parlement, maar we kunnen wel helpen bij het agenderen van thema’s. En we maken Brussel toegankelijker voor decentrale overheden. Als je namens het Comité ergens op bezoek komt, gaan deuren bij de Europese Commissie makkelijker open.” Die toegang ziet hij als een praktisch voordeel, geen prestige.

Blijven duwen

Het beeld van de EU als een ver-van-je-bed-show is volgens hem achterhaald. Veel beleid dat in Brussel begint, eindigt in de gemeente. Als je daar geen invloed op probeert uit te oefenen, dan mis je kansen.” Tegelijk blijft hij realistisch: opinies van het Comité krijgen nog steeds regelmatig nauwelijks aandacht. Maar de EU is een log systeem. “Je moet blijven duwen”, aldus Jonkman.

De verhouding tussen nationale overheden en regio’s blijft volgens hem ingewikkeld. “Het schuurt weleens. Lidstaten zeggen dat ze de regio’s betrekken, maar in praktijk gebeurt dat soms pas als alles al vastligt. Dan kun je net zo goed niks zeggen.” Daarom pleit Jonkman voor een steviger mandaat voor het Comité. “Geen vetorecht, maar wel een formele verplichting voor lidstaten om regio’s daadwerkelijk te betrekken. Anders blijft het een formaliteit.”