De Europese begrotingsregels moeten ervoor zorgen dat lidstaten hun staatsschulden en begrotingstekorten onder controle houden. Maar de huidige regels zijn zo streng dat veel landen zich er in de praktijk niet aan houden.
Traject
De Europese Commissie deed hierop een voorstel waarin centraal staat dat lidstaten een-op-een met de Commissie een traject voor schuldafbouw mogen afspreken. Dat traject moet beter aansluiten op individuele problemen dan de oude regel die voor iedereen hetzelfde is. De lidstaten en het Europees Parlement hebben nu een voorlopig akkoord over die nieuwe regels.
“Een nieuw economisch kader was hoognodig”, vertelt Esther De Lange, die namens het Europees Parlement hoofdonderhandelaar was. “De nieuwe fiscale regels zijn stevig en geloofwaardig, maar maken nodige investeringen nog wel mogelijk.”
De begrotingsregels zijn het laatste wapenfeit van De Lange in het Europees Parlement. De CDA’er wordt kabinetschef van Eurocommissaris voor Klimaat Wopke Hoekstra.
Moeilijke balans
Het was duidelijk voor alle partijen dat de oude begrotingsregels niet langer houdbaar waren. Heel wat landen, zoals Frankrijk en Italië, lapten ze aan hun laars omdat door corona en de energiecrisis de staatsschulden hoog opliepen. Bovendien staat de Europese Unie voor heel wat grote uitdagingen, denk aan de groene en digitale transitie. En die vragen om grote investeringen van de overheid.
Tegelijkertijd zijn er met name heel wat Noord-Europese landen, zoals Nederland, die huiverig zijn voor te soepele begrotingsregels. Door de gemeenschappelijke munt kan economische malaise immers snel overwaaien van buurlanden die hun overheidsfinanciën niet op orde hebben naar landen waar dat wel zo is.
Abonneer je op de nieuwsbrief De week van de euro
Het akkoord moest dus een balans vinden tussen soepelere begrotingsregels, die wel afdwingbaar zijn. De klassieke limieten blijven daarom overeind: de staatsschuld mag maximum zestig procent van het bbp bedragen en het begrotingstekort drie procent.
Wat staat in het akkoord?
Wanneer een land de staatsschuld overschrijdt, moet het een traject voor schuldenafbouw met de Europese Commissie afspreken. De staatsschuld moet gemiddeld 0,5 tot 1 procent per jaar dalen, naargelang de precariteit van de overheidsfinanciën.
Dat traject duurt in principe vier jaar, maar kan verlengd worden tot zeven jaar als het land investeringen doet die de economie ten goede komen. Het kan gaan van investeringen in de groene en digitale transitie, tot investeringen in defensie en energievoorzieningen.
Let op: op het einde van de periode is het niet de bedoeling dat de staatsschuld terug onder zestig procent zit. Wel moet het dan op een geloofwaardig pad zitten richting dat getal.
Afwijken
Voor de limiet op het begrotingstekort geldt dat landen dit in goede economische tijden moeten terugwerken naar 1,5 procent. Zo moet voorkomen worden dat in een economische crisis landen ook nog eens gedwongen worden om uitgerekend dan pijnlijke bezuinigingen door te voeren.
Ook nieuw: bij grote onvoorziene crises, denk aan een coronacrisis 2.0, kan een land de andere lidstaten om toestemming vragen om af te wijken van het met de Europese Commissie afgesproken traject.
Wie zich niet aan de regels houdt, riskeert een financiële boete.