Opinie Felix Klos: Waar blijft het defensieplan?

Ursula von der Leyen ontpopt zich als vaardig leider van de Europese Unie in crisistijd. Haar Staat van de Unie, de Europese versie van de troonrede, zat vol van ideeën en initiatieven om Europeanen te beschermen tegen de grote gevaren van deze tijd. Maar voor een voormalig minister van Defensie bleef zij teleurstellend stil over de toekomst van defensie in Europa.

5 min. leestijd

Von der Leyens stilte is grotendeels te verklaren door de diepgewortelde scepsis van sommige regeringsleiders, die zij niet voor het hoofd wil stoten. De Nederlandse premier voedt die scepsis. Het kabinet is pro-Europees, maar premier Rutte weigert na te denken over een toekomst waarin we niet meer op de Amerikanen kunnen rekenen om ons te beschermen als we worden aangevallen.

Gevraagd in het Europees Parlement of hij met een idee zou willen komen in het scenario dat Biden in 2024 wordt ingewisseld voor Trump of erger, antwoordde Rutte: “Voor mij geldt dat ik dat echt niet wil […] We moeten ook reëel zijn, een West-Europa, of een Europese Unie inclusief de oostelijke lidstaten, die zichzelf zou moeten verdedigen, zonder de trans-Atlantische band […] ik denk dat we dat maatschappelijk en politiek niet moeten willen.” Als de geschiedenis iets leert, is dat een reële buitenland- en defensiepolitiek niet enkel uit kan gaan van wat we willen. Met deze opstelling dreigt Nederland zich permanent afhankelijk te maken van een vreemde, nog in een recent verleden onbetrouwbaar gebleken mogendheid in plaats van te werken aan de versterking van de autonome eenheid waar ons land deel van uitmaakt: de Europese Unie. 

Praktisch bezwaar

Ruttes grootste praktische bezwaar tegen Europese veiligheidsonafhankelijkheid rust op de bewering dat we te grote (en kennelijk dus niet haalbare) investeringen in defensie zouden moeten doen om in Europa op eigen benen te kunnen staan. Dat gaat voorbij aan het feit dat Duitsland en Frankrijk samen nu al meer uitgeven aan defensie dan Rusland. Het gaat ook voorbij aan wat Guy Verhofstadt al direct voorhield aan Ursula von der Leyen na haar speech: met alle landen in Europa geven we 240 miljard euro per jaar uit aan defensie—ongeveer evenveel als China en vier keer zoveel als Rusland. Het probleem voor Europa is niet het geld, maar de kakofonie van afwijkende strategieën, prioriteiten en systemen die de slagkracht van een ongekend militair potentieel verlammen. De schrijnende inefficiëntie van 130 langs elkaar heen pratende wapensystemen is daar slechts het bekendste voorbeeld van. 

Von der Leyen zou er goed aan doen meer inspiratie te putten uit het elan van de vroege geschiedenis van de Europese integratie. De naoorlogse generatie in West-Europa maakte zich – net als nu – grote zorgen over de imperialistische agressie van Rusland. Om die reden zocht men naar manieren om de zojuist bedwongen agressor Duitsland weer te bewapenen zonder het land de kans te geven Europa opnieuw te onderwerpen. 

Europese Defensie Gemeenschap

Hoe doe je dat, Rusland afschrikken met hulp van een sterk gemilitariseerd Duitsland? De man met visie was Winston Churchill, de aanvoerder van de Europese Beweging. Op een zomerochtend in 1950 hield hij als lid van de Assemblée van de door hem bedachte en onder zijn persoonlijke druk opgerichte Raad van Europa een toespraak die lang zou nagalmen in de Europese geschiedenis. Hij riep op tot “de onmiddellijke creatie van een verenigde Europese defensiemacht, onderworpen aan een strikt Europees democratisch toezicht”. Zo kon Duitsland worden ingesloten in een Europese ordening én Europa beschermd tegen Russische agressie.

Churchills idee was de inspiratie voor het later veel preciezer vormgegeven plan van de Europese Defensie Gemeenschap, wat al in de vroege jaren vijftig de basis had kunnen zijn voor de volledige politieke federatie van West-Europese landen met een Europese defensiemacht van veertig divisies onder supranationaal gezag. De Britten waren voorstander, maar werden zelf geen partij. De lui makende arrogantie van – ook toen weliswaar tanende – wereldwijde imperiale macht maakten dat de Britten zichzelf nog niet konden zien als ‘gewoon’ lid van een regionale federale unie. 

In 1952 ondertekende Nederland het verdrag voor de Defensie Gemeenschap, maar tot oprichting kwam het uiteindelijk niet. In 1954, toen Stalin was overleden en de oorlog in Korea tot stilstand was gekomen, verwierp het Franse parlement het plan. De urgentie was zoek. De beslissing werd uitgesteld.

Urgentie

Nu is de urgentie met een ongekende felheid terug. Het model van voortmodderen is failliet. Europa kan zich, in het licht van de existentiële crisis veroorzaakt door de Russische agressie, de verspilling en inefficiëntie van haar ongecoördineerde lappendeken van nationale krijgsmachten niet langer veroorloven. Europa mag nu dan wel antwoord geven op Poetins agressie, maar het is er niet in geslaagd hem af te schrikken.

“Is de enige les van de geschiedenis dat de mensheid niet kan leren?”, vroeg Churchill in een van zijn grote naoorlogse Europese toespraken. Zijn antwoord was een klinkend “nee”. Niet vanwege een blind vertrouwen in de vriendschap en verbondenheid tussen Westerse landen, maar vanwege zijn geloof in autonome Europese institutionele structuren die de lessen van de gruwelen van oorlog konden verankeren. Het is te hopen dat nu de geschiedenis zo luid op de deur klopt, Churchills stem in Nederland én in Brussel wordt gehoord. 

Felix Klos is historicus, gespecialiseerd in de moderne Britse en Europese geschiedenis, en auteur van het boek Winston Churchill, vader van Europa.

Het gras is altijd groener bij de buren.
Verken je horizon en ga ook eens vissen in een andere vijver!

Word lid Meer informatie