Frankrijk niet onder de indruk van “vooringenomen” nieuw Nederlands pulsvisrapport

Frankrijk en Nederland zijn al jaren in conflict over pulsvisserij, een vismethode die volgens de Fransen zeer schadelijk is voor het milieu. Hoewel nieuw Nederlands onderzoek aantoont dat de schade meevalt, blijven de Fransen fel tegen. “Dit onderzoek komt van marionetten van de industrie, vergelijkbaar met de tabakssector.”

5 min. leestijd
(Bron foto: iStock)

Al jaren staat de discussie over het wel of niet toestaan van pulsvisserij, een innovatieve maar omstreden vistechniek, in de EU onder hoogspanning. De belangrijkste spelers op het dossier zijn Nederland en Frankrijk. Waar de Nederlandse vissers de techniek al snel omarmden, wilden de Fransen er absoluut niets van weten.

Na een fikse juridische strijd, waarbij de Fransen er samen met milieuorganisaties op hamerden dat pulsvissen erg schadelijk zou zijn voor het milieu, werd het uiteindelijk verboden. In 2018 stemde het Europees Parlement voor een totaalverbod op pulsvisserij. Ook het beroep dat Nederland hierop aantekende bij het Europees Hof van Justitie werd in 2021 afgewezen.

Minder schade

Dit alles ondanks het feit dat er nog wetenschappelijke studies naar de daadwerkelijke impact van het pulsvissen liep.  Eén van die onderzoeken, uitgevoerd door de Wageningen Universiteit, toont nu aan dat pulsvisserij toch een stuk milieuvriendelijker is dan traditionele vismethoden.

Zo wordt er bij pulsvissen minder brandstof gebruikt en is de bijvangst veel lager. Dit is in lijn met de doelstellingen van de EU om de visserij te verduurzamen. En dus ziet demissionair minister Piet Adema van Landbouw een kans om het verbod overboord te kieperen. 

Bot vangen

De Europese Unie verbood pulsvisserij in 1998. Echter, in 2007 werd een tijdelijke uitzondering gemaakt om experimenteel onderzoek toe te staan. Nederland en België mochten een beperkt aantal schepen uitrusten met deze technologie om de effectiviteit en impact te testen. In de daaropvolgende jaren nam het gebruik van pulsvisserij toe, vooral in Nederland, wat leidde tot hevige tegenstand van andere Europese landen – vooral Frankrijk – en milieuorganisaties.

Eén van deze milieuorganisaties, het Franse Bloom, beschuldigde Nederland ervan meer dan vijf procent van hun vloot met pulsvisapparatuur te hebben uitgerust. Dit was meer dan toegestaan tijdens de experimenten. Ook bleef het door Nederland beloofde onderzoek naar de impact van pulsvissen uit. De klacht, die een week voor de kritieke stemming over pulsvisserij in het Europees Parlement kwam, droeg bij aan het huidige Europese verbod.

Om te voorkomen dat Nederland nogmaals achter het net vist, heeft Adema, met het nieuwe rapport in de hand, nu voorgesteld om een Europees innovatiecentrum op te richten om visserijtechnieken verder te onderzoeken en verbeteren. Dit moet gebeuren in samenwerking met andere lidstaten, inclusief Frankrijk. Zo hoopt Nederland de Fransen met wetenschappelijke argumenten toch nog over de streep te krijgen.

Industriemarionet

Laetitia Bisiaux van Bloom heeft het rapport ook gelezen, maar wil nog altijd niets van pulsvissen weten.  “Nederland heeft jaren geleden vergunningen voor pulsvissen gekregen om er meer onderzoek naar te doen. In plaats daarvan zijn deze vergunningen gebruikt voor het uitbreiden van de vloot op basis van commerciële belangen”, aldus Biseaux.

Daarmee was volgens haar al zichtbaar dat Nederland maar weinig aandacht had voor het wetenschappelijke belang van pulsvisonderzoek. Zo kan het volgens haar ook dat “het al die jaren al dezelfde mensen zijn die de onderzoeken uitvoeren”, onder andere voor de Wageningen Universiteit.

“Het probleem is dat de, vaak partijdige, onderzoeken van de afgelopen vijftien jaar elkaar hebben gevoed. Het nieuwe onderzoek is daar gewoon een samenvatting van”, stelt zij. Zo zijn sommige mensen volgens haar, zoals hoofdauteur Adriaan Rijnsdorp, “marionetten van de industrie” geworden. “Wat er gebeurt is vergelijkbaar met de tabakssector”.

Ze illustreert haar uitlating met een voorbeeld van een onderzoek, uitgevoerd door Rijnsdorp, waarin de elektrische pulsen in een aantal experimenten had geleid tot een hogere sterfte van jonge kabeljauw. “Ondanks dat werd er geconcludeerd dat de sterfte niet gerelateerd was aan het gebruik van de pulsvismethode. Ook werd er gebruik gemaakt van een twijfelachtige methodologie”.

Bloom zou graag zelf onderzoek doen naar de schadelijkheid van pulsvissen om de “onafhankelijkheid te garanderen”. Maar, zo stelt Bisiaux, “dat onderzoek is duur. En zonder economisch belang zal geen enkele lidstaat erin willen investeren.”

Groot- of kleinschalig

Ook Adema verwacht dat het ondanks de nieuwe wetenschappelijke bevindingen een uitdaging blijft om de politieke steun in Brussel te verkrijgen. Dit vooral gezien de groeiende nationalistische tendensen in sommige Europese landen, waaronder ook Frankrijk.

Dit stipt Biseaux ook aan. Want schadelijk of niet, willen we de vissector eigenlijk wel verder industrialiseren? “De pulsvisserij drijft kleine vissers nog verder de marge in”, stelt ze.

“Uiteindelijk is de vraag, wat voor visserijmodel willen we?”, aldus Biseaux. “Grootschalig, efficiënt, en geleid door grote bedrijven die hun visbestanden volledig leeghalen tot er niks meer over is? Of willen we onze traditionele, kleinschalige vissersgemeenschappen behouden, waar met respect voor mens en milieu gevist wordt?”

Troebel water

De politieke realiteit blijft voorlopig dus nog complex. De toekomst van de pulsvisserij zal naar verwachting nog wel even in troebele wateren blijven verkeren.

En wanneer het onderwerp weer op tafel komt, zal het ook nog langs Bloom moeten. “Mocht het zover komen, dan staan wij klaar om campagne te voeren. We zullen niets laten passeren.”