Nederland mist mankracht om Europese ambities waar te maken

4 min. leestijd

Er mag wel een tandje bij in Den Haag als het nieuwe kabinet de ambitie waar wil maken dat het een leidende rol wil spelen in de Europese Unie. Dat concludeert de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) in een analyse over hoe Nederland zijn belangen in de Europese Unie behartigt.

Het IOB is het onafhankelijke wetenschappelijk instituut van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor het rapport ‘Tactisch en Praktisch’ spraken de onderzoekers met meer dan 160 ambtenaren die betrokken zijn bij het maken van het Europees beleid.

De belangrijkste conclusie is dat Nederland strategischer moet bedenken wat het in Europa wil bereiken. Beter moet kiezen waar het de energie in steekt. En meer moet doen om expertise op te bouwen onder de ambtenaren die het werk moeten uitvoeren.

Strategischer

De onderzoekers constateren dat de Nederlandse discussies over Europese kwesties gedomineerd worden door het nieuws van de dag. Een debat over de lange termijndoelen van Nederland in Brussel wordt niet gevoerd. Zowel binnen de ambtenarij als tussen het kabinet en de Kamer moet dat anders. Daarom is het advies om duidelijker te formuleren wat Nederland in Brussel wil en hoe die doelen bereikt moeten worden.

Discussies zouden moeten gaan over zaken ‘die wellicht niet veel met de actualiteit van de dag te maken hebben, maar die des te belangrijker zijn voor de positionering van Nederland op de langde termijn’, staat in het rapport. De informatievoorziening aan de Tweede Kamer zou ‘efficiënter en effectiever’ moeten. Waarbij het de onderzoekers vooral opvalt dat het grote aantal commissiedebatten en Kamermoties veel druk leggen op ambtenaren waardoor de strategievorming in het gedrang komt. 

Het veelvuldig overleggen met de Tweede Kamer past goed de manier waarop Nederland bestuurd wordt. Maar de onderzoekers spreken over een ‘poldercultuur’ die ons soms ook in de weg zit. Zo beperken de vele Kamermoties waar premier Rutte mee op pad gestuurd wordt, zijn handelingsvrijheid tijdens de vergaderingen van de Europese Raad. De Nederlandse traditie botst met de Europese praktijk waar het vaak neerkomt op het sluiten van een deal tussen de leiders.

Selectiever

Het rapport adviseert daarom dat het kabinet en de Tweede Kamer duidelijk kiezen waar ze tijd in steken. Nu krijgt het Haagse parlement over elk Europees voorstel een uitgebreide brief (het zogenaamde BNC-fiche). Maar die ‘compleetheid’, zet veel druk op de ambtenaren. Het aantal Europese besluiten groeit, maar niet alles is even belangrijk voor Nederland, aldus het onderzoek.

Duidelijke prioriteiten zorgen voor efficiëntere debatten in Den Haag en leiden ertoe dat het kabinet meer kan binnenhalen in Brussel. Daarnaast bouwen ambtenaren die zich kunnen specialiseren meer expertise op. Bijkomend voordeel is dat ook de ambassades in de andere Europese lidstaten beter weten wat Den Haag van ze verwacht en hoe ze zichzelf nuttig kunnen maken.

Kundiger

Te weinig kennis is sowieso een probleem onder het Nederlandse ambtenarenapparaat waar snel een oplossing voor moet komen. Zo ontbreekt het bij veel ministeries aan kennis over de Europese besluitvormingsmachine. Ook Europees recht lijkt een vak waar Nederlandse ambtenaren in spe op de universiteiten met een grote boog omheen lopen. 

Een grote onvoldoende geeft het rapport tenslotte aan het loopbaanbeleid van de Nederlandse overheid. Kennis en ervaring over Europa lekt weg, omdat strategie ontbreekt. Zo is er geen beleid om mensen met Europese ervaring naar vervolgfuncties te begeleiden waar hun kennis en netwerk van waarde is. 

Kabinet belooft ambtenaren op te leiden

In reactie op het rapport belooft het kabinet meer te gaan investeren in de eigen mensen. Minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken schrijft aan de Tweede Kamer dat “het doel moet zijn dat iedereen die op een of andere manier te maken heeft met de EU en haar instellingen op zijn minst over een voldoende kennisniveau beschikt”. 

Het ministerie van Buitenlandse Zaken wil in kaart brengen welke kennis ontbreekt en mensen zo nodig extern laten bijscholen. Daarnaast wil het kabinet het aantal Nederlanders dat werkt bij Europese instellingen en op ‘strategische functies’ vergroten.