De Europese interne markt piept en kraakt. Het ambitieuze project van Commissievoorzitter Jacques Delors moest in 1992 korte metten maken met de economische barrières tussen lidstaten. Maar drie decennia later verkeert de Europese industrie in zwaar weer doordat een eengemaakte Europese markt in heel wat cruciale sectoren zoals energie, telecom en financiering nog steeds zo goed als onbestaande is. Dat concludeerde de Italiaanse oud-premier Enrico Letta nog in april. Hij schreef op vraag van de Europese Raad een 150 pagina’s tellend rapport over de toekomst van de interne markt.
Ook in de Tweede Kamer is het besef doorgedrongen dat het tijd is om in te grijpen. Nederlandse experts mochten aan Kamerleden komen uitleggen wat er moet gebeuren.
Gezamenlijk schulden
Ingrid Thijssen, voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW, heeft een duidelijke boodschap: “De teloorgang van de concurrentiekracht in Europa en Nederland is ingezet, maar het gevoel van urgentie ontbreekt in de politiek.” De Europese Commissie is zich er wel van bewust, maar het probleem zou vooral in de hoofdsteden zitten. Ze waarschuwt: “Er is onvoldoende besef dat ons land de komende decennia zal verarmen als we niet ingrijpen.”
Deze zorgen worden gedeeld door Wimar Bolhuis, econoom aan de Universiteit Leiden. “Je ziet in de afgelopen jaren dat de productiviteit veel minder snel groeit dan in de VS. Dat heeft te maken met achterblijvende investeringen. Dat moet veranderen”, stelt hij.
Bolhuis vult aan dat het tijd is om in Europa keuzes te maken over op welke sectoren en technologieën we willen inzetten. “We moeten meer inzetten op Europese faciliteiten voor onderzoek en innovatie en langjarige samenwerkingen tussen de overheid en private bedrijven. Dat doen ze in de VS en Azië beter. Daarmee kunnen we de productiviteit fors verhogen.”
Verder maakt Thijssen zich hard voor massieve investeringen in energie-infrastructuur en innovatie. “En ja, daar is veel geld op Europees niveau voor nodig.” Ze gaat zelfs zo ver te stellen dat de Europese Unie, indien nodig, gemeenschappelijk schulden mag aangaan. Nederland verzet zich daar fel tegen omdat het vreest dat andere landen hun huishoudboekje niet op orde hebben. “Maar het is een basisles uit het ondernemerschap: voor investeren mag je lenen,” aldus Thijssen.
Te veel verschillende regels
Laurens Dassen, Tweede Kamerlid, vraagt tijdens de zitting waarom er zoveel fragmentatie is: “Is dat omdat lidstaten het toch te veel op hun eigen manier willen doen of omdat Europa het te weinig concreet maakt?”
Thijssen ziet drie boosdoeners: allereerst zijn er de nationale parlementen die een stempel willen zetten om de achterban tevreden te stellen. Ten tweede is de handhaving vanuit Europa op de invoering van regels achteruitgegaan. Tot slot wijst ze op het bestaan van 27 toezichthouders met eigen spelregels en interpretaties. Zo ziet ze hoe in Nederland de Autoriteit Persoonsgegevens “totaal weggedreven is van de rest van Europa”.
Stef Blok van de Europese Rekenkamer onderstreept het probleem van gebrekkige uitvoering: “Vaak constateren wij dat er regels Europees zijn vastgelegd, maar zien we vervolgens bij controle-bezoeken in de lidstaten dat deze überhaupt niet zijn omgezet in nationale wetgeving, wel omgezet zijn maar te weinig worden toegepast, of dat er enorme verschillen zijn tussen landen in de manier waarop ze worden toegepast.”
Bolhuis beaamt dit probleem: “We hebben echt te veel verschillende standaarden in Europa, wat ertoe leidt dat we het marktpotentieel te klein houden.”