Alle lezers van Brusselse Nieuwe voelen zich onbehaaglijk bij verboden vakbonden, ontbossing en industriële gifwolken. Maar voor ondernemers is het een dilemma: hoe weet je van misstanden in een (ver) buitenland rond de totstandkoming van jouw dienst of product en in hoeverre ben je verantwoordelijk? In Brussel en Den Haag wordt gepraat over nieuwe regels voor – in jargon – ‘internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen’. Omdat de Europese Unie niet doorpakt, neemt Nederland het voortouw.
De vraag voor elke kleine of grotere ondernemer is hoe misstanden in de ‘maak-keten’ te overzien. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling OESO en de Verenigde Naties maakten al niet-bindende aanbevelingen voor bedrijven en landen hebben wetten. Maar de Franse ‘loi de vigilance’ werkt anders dan het Duitse ‘Lieferkettengesetz’ en de Tweede Kamer pleit weer voor een eigen aanpak. Doe dat maal 27 regeringen en parlementen in de Europese Unie en zie daar: een lappendeken van soms tegenstrijdige nationale wetten en regels. Een nachtmerrie voor ondernemers die over de grens werken.
Werkend en werkbaar
Eenduidige Europese regels die milieuverontreiniging en kinderarbeid tegengaan in alle sectoren en die gehandhaafd worden door één toezichthouder; daarvoor pleit een breed scala aan organisaties in de Hollandse polder, blijkens een advies dat de Sociaal-Economische Raad in oktober uitbracht. Minder overeenstemming is er over de vraag hoe ver die regels moeten gaan om enerzijds effect te hebben en anderzijds werkbaar te zijn voor ondernemers.
De Nederlandse sociaal-democratische Europarlementariër Lara Wolters schreef een initiatief-rapport, dat door een flinke meerderheid van partijen in het Europees Parlement werd aangenomen. Maar dat plan zit vol onduidelijke normen en definities, een vrijwel onbeperkte verantwoordelijkheid voor bedrijven en hun raden van bestuur en draconische sancties – luidde het oordeel van VNO-NCW. Die Nederlandse werkgeverskoepel wordt door de maatschappelijke organisatie SOMO beschuldigd van vertragingstactieken. De werkgevers riposteren dat wetgeving wel werkbaar moet zijn voor het verdienvermogen van ons land.
Vertraging in Brussel
Dit dilemma leeft ook binnen de Europese Commissie. In mei kondigde verantwoordelijk Eurocommissaris Reijnders nieuwe Europese richtlijn aan. Publicatie daarvan is nu twee keer uitgesteld, na forse kritiek van de interne kwaliteitsafdeling. Inmiddels staat het stuk gepland voor publicatie en verzending naar de hoofdsteden op 15 februari. Initiatief-schrijfster Lara Wolters wil ondertussen weten wat er allemaal speelt en diende een WOB-verzoek in. Als ze geen antwoord krijgt, dreigt ze met de Ombudsman.
Ondertussen worden niet alleen Wolters en maatschappelijke organisaties, maar ook bedrijven ongeduldig. De misstanden duren voort. En de onduidelijkheid ook. Het demissionaire kabinet, dat normaliter alleen op de winkel past, kondigde in december bij monde van vertrekkend D66-minister Tom de Bruijn de voorbereiding van nationale wetgeving aan. De nieuwe bewindspersoon voor Buitenlandse Handel moet er dit jaar mee aan de slag.
Het is voor de Haagse beleidsmakers schaken op twee borden. Ze gaan schrijven aan een werkende en werkbare wet, die zowel bezorgde consumenten als ondernemers van duidelijkheid voorziet. Daarbij houden ze één oog op de Europese Commissie, en het andere op een nationaal wetgevingstraject. Gelukkig komt de beoogd bewindspersoon, Liesje Schreinemacher (VVD), vers uit het Europees Parlement – waar ze betrokken was bij het rapport van Lara Wolters. Dus dit Haagse ‘retourtje Brussel’ is bij haar in goede handen.
Mendeltje van Keulen is onder meer praktijkprofessor Europa bij de Haagse Hogeschool. Van 2011 tot 2017 was zij griffier Europese Zaken bij de Tweede Kamer. Zij leegt voor Brusselse Nieuwe regelmatig de brievenbus van de Tweede Kamer en legt Europese voorstellen bovenop de stapel.