Column Cijfers en feiten | Vooral in Spanje, Portugal en Duitsland hapert controle op besteding EU-cohesiegeld

Elke week schrijft oud-hoofdeconoom van de Sociaal Economische Raad (SER) Marko Bos voor Brusselse Nieuwe een column over financiële zaken.

3 min. leestijd
(Bron foto: iStock)

In de cohesiefondsen gaat veel geld om: een derde van de EU-begroting. En de kans op fouten is vrij groot. Volop aanleiding voor een diepgaande analyse van de Europese Rekenkamer. Deze betreft de cohesie-uitgaven voor 2014-2020. Dat lijkt ouwe koek, maar is het niet. De afwikkeling loopt namelijk nog volop. De lidstaten hebben nog tot eind dit jaar om cohesie-programma’s en -projecten uit de voorbije meerjarenbegroting af te ronden en tot medio volgend jaar om betalingsaanvragen in te dienen.

Honderd procent

Een aantal lidstaten is nog in een eindsprint verwikkeld. Nederland had, net als Spanje, Denemarken en Italië, eind vorig jaar nog maar driekwart van de voor 2014-2020 toegekende middelen daadwerkelijk benut. Andere lidstaten hadden toen de toegekende cohesiemiddelen al volledig (Hongarije, Cyprus, Litouwen en Estland) of bijna volledig (zoals Polen en Griekenland) gebruikt. Dat volop benut hebben is mede te danken aan tijdelijke versoepelingen van de regels ten tijde van de coronapandemie.

De belangrijkste was de mogelijkheid van honderd procent cofinanciering uit EU-fondsen. Daarmee verviel het principe dat de lidstaten zelf ook financiële medeverantwoordelijkheid dragen (je moet altijd een deel uit de eigen nationale begroting betalen). Dat is belangrijk voor een doelmatige en doeltreffende besteding van de middelen, en de Europese Rekenkamer maakt hier terecht een punt van.

2,5 miljard

De Europese Rekenkamer schat – op basis van een uitgebreide steekproef bij alle lidstaten – het foutenpercentage voor cohesie-uitgaven in de periode 2014-2020 op 4,8 procent. Dat is ruim boven de norm (‘materialiteitsdrempel’ geheten) van 2 procent. Dit betekent betekent dat per jaar zo’n 2,5 miljard euro niet juist besteed wordt.

De vier belangrijkste fouten zijn niet-subsidiabele uitgaven, niet-subsidiabele projecten, het niet naleven van de staatssteunregels, het niet naleven van de regels voor overheidsopdrachten.

Onzorgvuldigheid of opzet

De Europese Rekenkamer brengt dat in onderstaand schema in beeld. Het begint met de begunstigden, de projectuitvoerders, die een fout maken, door onzorgvuldigheid of met opzet. Er zijn vervolgens drie verdedigingslinies om fouten te voorkomen. Twee in de lidstaten: de verschillende beheerautoriteiten en de controlerende audit-autoriteiten. In totaliteit gaat het om maar liefst 1400 verschillende nationale autoriteiten. De derde verdedigingslinie is Europees: de Commissie.

Geen goede controle

In totaal worden er volgens de Europese Rekenkamer 171 fouten gemaakt:

  • 57 door de ontvangers (begunstigden);
  • 96 door de nationale beheerautoriteiten;
  • 17 door de nationale audit-autoriteiten (controleurs);
  • 1  door de Europese Commissie.


De Rekenkamer ziet vooral grote tekortkomingen bij de audit-autoriteiten in Spanje, Portugal en Duitsland. Uit de steekproef kwam ook een relatief groot aantal fouten in Polen naar voren, maar deze waren van geringe waarde. De kleurrijke voorbeelden van het gebruik van cohesiemiddelen in het Hongarije van Orbán vinden we niet terug in de steekproef van de Rekenkamer.