Column Cijfers en feiten | Meerjarige steun Oekraïne is goed, maar er zijn ook minpunten

Elke week schrijft oud-hoofdeconoom van de Sociaal Economische Raad (SER) Marko Bos voor Brusselse Nieuwe een column over financiële zaken.

3 min. leestijd
Bron foto: iStock

Nadat Viktor Orbán zeven weken lang de zaak getraineerd had, is de Europese Raad het eens geworden over een tussentijdse aanpassing van het lopende EU-meerjarenbegroting. Een aanpassing die bovenal nodig is om steun aan Oekraïne te kunnen blijven geven. De EU heeft daarvoor nu 50 miljard euro gereserveerd: 17 miljard schenkingen en 33 miljard aan zachte leningen. Dat is precies zoals de Europese Commissie in juni 2023 voorstelde.

Ook de lidstaten

Daarmee is de financieringsbehoefte van Oekraïne overigens nog lang niet gedekt. Ook de lidstaten zullen een flinke duit in het zakje moeten doen. Zeker voor militaire steun is Oekraïne op de lidstaten (en de VS) aangewezen. 

Notre Europe heeft een mooie infographic (zie hieronder) gemaakt die het nieuwe steunmechanisme voor Oekraïne in een bredere context plaatst. Ook bij migratie en grensbeheer en bij het EU-defensiefonds heeft de Europese Raad het voorstel van de Europese Commissie gevolgd.

Afgeschoten

Maar ‘minder-meer’ dan de Europese Commissie is er onder andere voor nabuurschaps- en extern beleid (7,6 miljard erbij, maar ook 4,5 miljard eraf). En de voorstellen voor innovatie, administratie en dekking van gestegen rentekosten heeft de Europese Raad afgeschoten.

In plaats daarvan hebben de regeringsleiders besloten tot een vrij ondoorzichtig ‘cascademechanisme’ (het woord is bedacht door de leiders) om stijgende rentekosten te dekken. In gewoon Nederlands: opeenvolgende maatregelen die steeds een laagje dieper gaan en telkens iets strenger worden. 

Bezuinigingen

Aan bezuinigingen is 10,6 miljard euro ingeboekt, onder meer ten laste van innovatie (Horizon Europe, een EU-programma voor onderzoek en ontwikkeling). Ook centrale programma’s voor cohesie en landbouwbeleid worden gekort; de nationale enveloppes daarvoor blijven daarentegen gelijk. Dat wil zeggen: intact, in geldwaarde uitgedrukt, want inflatie heeft de reële waarde van de subsidies inmiddels behoorlijk uitgehold. Dat verklaart iets van de boosheid van de boeren.

In de EU krijgen zo’n zes miljoen boeren inkomenssteun uit die nationale enveloppes. Voor veel boeren vormen de EU-subsidies een fors deel van hun inkomen: gemiddeld bijna vijftig procent. Het zou gezond zijn als boeren een groter deel van hun inkomen zouden verdienen uit de markt en door het leveren van ‘groene’ en ‘blauwe’ diensten waarvoor zij gericht beloond worden.

Kans gemist

Dat laatste wil de jongste hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GBL) bevorderen in de vorm van ‘eco-regelingen’. Boerenprotesten lijken zich sterk daartegen te richten. Maar waarom zou de maatschappij structureel een bedrijfstak als de landbouw zo massief subsidiëren als daar geen publieke prestatie tegenover staat?

De Europese Raad heeft een grote plus opgeleverd, namelijk vaste grond voor meerjarige steun aan Oekraïne, maar ook een reeks minpunten. Door nadruk op inperking van het EU-budget is opnieuw een kans op modernisering, met een sterkere focus op Europese publieke goederen zoals innovatie, gemist.