Europese lijst veilige terugkeerlanden

Terwijl er in Nederland opnieuw vertraging is rond het intrekken van de spreidingswet, wordt er in Brussel wel verder gewerkt aan asiel. De Europese Commissie komt met lijst van veilige terugkeerlanden voor asielzoekers. Voor personen die asiel hebben aangevraagd, met een nationaliteit uit een van deze landen op de lijst, zal een versnelde procedure gelden van drie maanden in plaats van de gebruikelijke zes maanden.

2 min. leestijd

Deze lijst is onderdeel van een aantal aanpassingen binnen de Europese asielregels. Ten eerste zijn landen die kandidaat zijn voor EU-lidmaatschap automatisch een veilig terugkeerland. Op drie uitzonderingen na: als een land in oorlog is (bijvoorbeeld Oekraïne), als er Europese sancties zijn tegen dat land of als meer dan 20% van de EU-landen dat land toch herkennen voor asiel. Zeven andere landen, die geen EU-kandidaat zijn, staan ook op de lijst. Het gaat om Kosovo, Colombia, Marokko, Tunesië, Egypte, Bangladesh en India. Deze Europese lijst zal gelden voor ieder EU-land, maar ieder land mag daarnaast ook nog een nationale lijst hanteren.

Mensenrechten

Volgens de Europese Commissie is de lijst opgesteld op basis van een aantal factoren. Asielaanvragen van mensen afkomstig uit deze landen worden door in de EU weinig toegekend, weinig ongedocumenteerde instroom van migranten uit deze landen en de staat van de rechtelijke macht. Deze beoordeling wordt gemaakt op basis van rapporten van de Europese Commissie zelf, NGO’s en andere betrouwbare bronnen. Als aan deze zaken wat verandert in de als veilig bestempelde landen, kunnen en landen worden toegevoegd of geschrapt.

Na deze uitleg kwamen er al veel vragen naar boven drijven. Vooral over de individuele beoordelingen van sommige landen op de lijst. Veel twijfels waren er over Tunesië waarover ook veel negatieve rapporten over mensenrechten binnen komen. Ook over het samengaan van deze Europese lijst en nationale lijsten was er verwarring.

De aanpassingen zijn op dit moment nog een voorstel van de Europese Commissie en zullen nu verder worden beoordeeld door de Raad van ministers en het Europees Parlement.