Opinie Sophie In ‘t Veld (D66): “Tweede Kamer: vraag Europa om hulp”

Dat een Belgische topman van een Nederlands bedrijf weigert te getuigen voor de parlementaire enquêtecommissie Groningen, kan de politiek niet over zijn kant laten gaan. Europarlementariër Sophie in ‘t Veld (D66) wil dat de Tweede Kamer de hulp van het Europees Parlement inroept.

3 min. leestijd
(Bron foto: EP)

Toen de Tweede Kamer een sleutelpersoon in de Groningse gaswinningsproblematiek onder ede wilde horen, kon dat niet. Het was immers een Belg en de Kamer kan alleen Nederlanders onder ede horen en – eventueel – in hechtenis laten nemen.

Dat klinkt logisch, tot je een stap terug doet. Dan besef je dat dit verantwoordingsgebrek bestaat tegen de achtergrond van een zo goed als volledig geïntegreerde Europese markt. Is het nog houdbaar dat bedrijven Europees opereren, maar rekenschap aan de democratische vertegenwoordiging van een land kunnen ontwijken, dankzij het paspoort van de persoon aan het roer?

Multinationals profiteren van maas in de wet

Neen. In een echt Europese markt, met Europese marktregels, moet er ook een Europese manier zijn om leiders in het bedrijfsleven aan parlementaire onderzoeken te onderwerpen. Voor de hand ligt om dat in het Europees Parlement te doen.

Nederland is deel van de Europese markt, maar blijkbaar is aansprakelijkheid van bedrijven en de verantwoordelijke personen nog altijd nationaal. De Belgische topman van het bedrijf in kwestie, Esso Nederland, heeft als EU-burger de vrijheid om te gaan, staan en werken in heel Europa. Hij hoeft buiten zijn eigen land echter geen rekenschap af te leggen voor zijn handelen.

Geldt deze tegenstrijdigheid straks ook voor de Belgische topman van de Rabobank; indien de rol van de bank in de stikstofcrisis onder de loep komt te liggen? Hoeveel bedrijven zullen zich achter de oren krabben en deze maas in de wet als kans zien?

Laat Europees Parlement Europese bedrijven onderzoeken

De mate van Europese marktintegratie wordt nog altijd onderschat. Die is zo goed als volledig. Zowel Nederlandse consumenten, als bedrijven zijn integraal onderdeel van de grotere continentale markt. De wetten waar ze zich aan moeten houden of op kunnen beroepen zijn eerder Europees, dan Nederlands. Er is met de Europese Commissie bovendien een echt Europese marktmeester die een gelijk en open speelveld handhaaft.

Bedrijven zijn dolblij met deze situatie en hebben de afgelopen decennia keihard gelobbyd om dit voor elkaar te krijgen. Niet vreemd, want de interne Europese markt heeft van de Europese Unie een economische hotspot gemaakt die wereldspelers voortbrengt.

De zaken waar de bedrijven niet voor lobbyen, die zijn echter blijven liggen. Waar het taboe op marktintegratie lang geleden is vervallen, daar blijven tal van grote en kleine taboes bestaan als het gaat om bevoegdheden optillen naar Europees niveau. Veel nationale politici zijn bang dat ze soevereiniteit verliezen als ze Europa een bevoegdheid geven. Onterecht.

De weigering van Esso Nederland om zijn topman naar de parlementaire enquête te laten komen, is slechts één casus in een lange reeks die bewijst dat soevereiniteitsverlies door Europese integratie een complete fictie is. 

Met of zonder nieuwe Europese bevoegdheid staat de Tweede Kamer zwak tegenover multinationals met grote financiële en juridische armslag. Niemand verliest dus soevereiniteit wanneer het Europees Parlement machtige bedrijven die internationaal opereren, aan de tand kan voelen. Integendeel, we winnen er allemaal bij.