Wolters: Waar is de debatcultuur in het Europees Parlement?

4 min. leestijd
Lara WOLTERS in the EP in Brussels

Een primeur op dinsdag: het vragenuurtje in het Europees Parlement. In de plenaire zaal in Straatsburg kreeg Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, een uur lang kritische vragen van Europarlementariërs. Maar kritisch genoeg was het nog lang niet, vindt PvdA-Europarlementariër Lara Wolters. “Het was nog redelijk tam gisteren”. Blij is ze wel, want na ruim twee jaar hard werken is het eerste vragenuurtje een feit. “Een debatcultuur is er eigenlijk niet in het Europees Parlement”, zegt Wolters. “En dit vragenuurtje is daar een aanzet toe”.

Het begon na de Europese verkiezingen van 2019. Daar werden meer jonge Europarlementariërs dan ooit verkozen. “We zijn toen met de jonge leden bij elkaar gekomen”, zegt de inmiddels 35-jarige Wolters, “Want we vonden het allemaal maar een ingeslapen boel. Bij debatten in de plenaire zaal lezen mensen een speech van een minuut voor en dan vertrekken ze weer”.

Die debatcultuur in het Europees Parlement was dus nodig aan vernieuwing toe, vonden Wolters en haar jonge medeparlementariërs. Ze hoopten wat ophef te creëren, te ‘gaan zooien’ zoals ze het zelf destijds noemden. Daarover spraken ze met de David Sassoli, de dit jaar overleden president van het Europees Parlement. “Hij heeft naar ons geluisterd en focusgroepen opgericht”, vertelt Wolters. “Die hadden verschillende thema’s, allemaal gericht op de modernisering van het Parlement”. Roberta Metsola, de opvolger van Sassoli, besloot een aantal voorstellen te testen. Het vragenuurtje is een productie van de groep waar Wolters in zat.

Controlefunctie

Een goedwerkende debatcultuur in het Europees Parlement is van groot belang, denkt Wolters. “We hebben een controlefunctie”, zegt ze daarover. “We moeten de Europese Commissie controleren en tegelijkertijd de lidstaten scherp houden en aanspreken op wat zij samen bepalen in Brussel. En daar heb je een echte debatcultuur voor nodig, anders kun je elkaar niet scherp ondervragen en waar nodig interrumperen”.

Het vragenuurtje van dinsdag bood Europarlementariërs de gelegenheid om Von der Leyen over de meest uiteenlopende onderwerpen te bevragen. De middag werd afgetrapt met een discussie over de vaccin-verspreidingsstrategie van de Europese Commissie. Als het aan Wolters had gelegen was deze week een goede om kritische kanttekeningen te plaatsen bij de nog niet ondernomen sancties tegen Hongarije en Polen. “Hoe kan het bijvoorbeeld dat het rechtsstaatmechanisme in Hongarije pas na de verkiezingen wordt ingezet? We moeten voorkomen dat dit met Polen ook zo gaat. Hoe kan Von der Leyen ons verzekeren dat er geen geld uit het coronaherstelfonds naar die landen gaat?”

Voorgekookt

Maar op het scherpst van de snede werd nog niet gedebatteerd. Het vragenuurtje was er voor de eerste keer, en om het volledig naar de wensen van Wolters te laten verlopen moet er nog wel wat veranderen. “Het was veel te voorgekookt. Alle groepen [de zeven verschillende fracties van het Europees Parlement, red.] hadden hun hoofdsprekers van tevoren al aangemeld”. Die sprekers kregen achter elkaar het woord. Dat is volgens Wolters niet de bedoeling. “Parlementariërs moeten gewoon naar de zaal komen, een knopje indrukken en het woord kunnen krijgen. Dan komen ze ook echt, denk ik. Dat is natuurlijk niet zo als ze de beurt helemaal niet krijgen”.

En er moet als het aan Wolters ligt ook ruimte komen om vragen te stellen aan andere leden van het Europees Parlement. “Er zitten hier leden in het Parlement die heulen met de partij van Orbán, of de Poolse PiS-partij. Die laten zich voor Poetins karretje spannen. Er moet een mogelijkheid zijn elkaar daar op aan te spreken”.

Grootte

Dat het Europees Parlement met 705 zetels te groot is om een debatcultuur op gang te brengen, denkt Wolters niet. Volgens haar is elkaar kennen geen voorwaarde om elkaar kritisch te bevragen. “Als iemand uit de ID-groep [het Eurosceptische deel van het Parlement, red.] bijvoorbeeld Victor Orbán prijst, dan hoef je niet per se te weten wie dat is om daar op te reageren”.

En Wolters denkt dat het ook andersom werkt. Niet dat elkaar kennen een voorwaarde is voor een debatcultuur, maar juist dat een debatcultuur kan bijdragen aan onderling contact. “Je leert elkaar veel beter kennen door dit te doen”, zegt ze. “En dat is uiteindelijk heel goed voor het Parlement”.