Tweede Kamer verdeeld over invulling EU-richtlijn minimumloon

Gisteren debatteerde de Tweede Kamer over de invulling van de Europese richtlijn voor een passend minimumloon in Nederland. Mariëtte Patijn van GroenLinks/PvdA ziet te weinig ambitie van minister Eddie van Hijum (NSC), terwijl de VVD en SGP juist vinden dat Europa zich te veel bemoeit met zaken waar het niet over gaat.

4 min. leestijd
(Bron foto: iStock)

Minister Eddie van Hijum (Werkgelegenheid en Sociale Zaken, NSC) stelt nieuwe criteria voor het minimumloon voor. Met deze criteria geeft de minister invulling aan een richtlijn van de EU, die ervoor moet zorgen dat mensen van het wettelijke minimumloon kunnen leven. Het is bij een richtlijn zo dat iedere lidstaat zelf de invulling bepaalt, zolang het aan de Europese eisen voldoet.

Wat is een passend minimumloon?

De EU-lidstaten hebben zichzelf een opdracht gegeven: het minimumloon in elk land moet voldoende zijn om in basisbehoeften te voorzien, zoals eten, huisvesting en gezondheidszorg. Het is alleen niet aan de EU om wetten hierover te maken, dus moeten de lidstaten zelf hun eigen wetgeving afstemmen op de Europese doelen.

Voor Nederland betekent dit dat er aan de wetten rond het minimumloon en de minimumvakantiebijslag een artikel wordt toegevoegd. Dit regelt dat er op een aantal extra dingen gelet moet worden bij het opnieuw vaststellen van het minimumloon. Als het minimumloon aan deze criteria voldoet, moet het mogelijk zijn om van dat loon te leven; het doel van de EU-richtlijn.

Volgens minister van Hijum moet het netto besteedbare inkomen van mensen die voltijds werken 128 procent van de kosten voor levensonderhoud dekken. Daarnaast moet het bruto minimumloon 50 procent van het mediaan loon zijn. Het mediaan inkomen is zoiets als het gemiddelde. Correct genomen is het het inkomen waarbij de helft van de mensen in Nederland meer en de helft minder verdient. In 2021 was het mediaan inkomen 39.000 euro per jaar, tegenover een gemiddeld inkomen van 47.000 duizend euro.

De rol van Europa in bestaanszekerheid

Mariëtte Patijn (Groen-Links-PvdA) vindt de plannen van de minister “ambitieloos”. Ze is van mening dat de criteria zoals de minister ze invult niet echt bijdragen aan de bestaanszekerheid van Nederlanders. Iets waar ze de NSC-minister, de partij die zich hier hard voor wilde maken, stevig op aanspreekt. Ze stelt dat de aanpassingen echte stappen hadden kunnen zetten, maar zoals de minister het nu heeft ingevuld is het “zo minimaal dat niemand daar iets van gaat merken”.

Zij pleit dan ook samen met de SP dat het minimumloon 60 procent in plaats van 50 procent van het bruto mediane loon moet zijn. Dat was ook het advies vanuit de EU, stelt Bart van Kent (SP). Dat klopt niet helemaal: in de richtlijn staat het als suggestie aangegeven, omdat dit referentiewaarden zijn die op internationaal niveau gebruikelijk zijn om te gebruiken. In Nederland zou deze 60 procent neerkomen op 16 euro per uur. Momenteel is het minimumloon 13,68 euro per uur. Maar het debat ging niet over de verhoging van het minimumloon, legt de minister later nog een keer uit. In plaats daarvan regelt het de kaders die moeten beoordelen of het minimumloon wel voldoende is om bestaanszekerheid te bieden.

Minister Van Hijum zoekt de balans

Minister van Hijum was het deels eens met de houding van SGP en VVD. “De eigen verantwoordelijkheid van lidstaten moet overeind worden gehouden”. Maar, voegt hij eraan toe, er is wel een Europese agenda nodig. Vanwege de vrijheid om overal in de EU te werken, is er toch “enige coördinatie en samenwerking op Europees niveau nodig”.

Op de kritiek van Patijn dat de wet ‘ambitieloos’ is en niet bijdraagt aan bestaanszekerheid, reageerde de minister dat het kabinet van plan is om stapsgewijs bijvoorbeeld de toeslagen te vereenvoudigen en te verbeteren. Het is in dat proces dat ook de hoogte van het minimumloon zal worden bekeken, maar deze wet is daar niet het juiste moment voor. Bovendien zou een abrupte verhoging naar 16 euro per uur onverstandig zijn, stelt hij. “Dat zou echt ten koste gaan van de werkgelegenheid” en ontraadt hij daarom sterk.

Volgende week dinsdag, 8 oktober, stemt de Tweede Kamer over de wet. Daarna is de Eerste Kamer aan zet.