Nu Blok een ruime maand later wat tijd heeft gehad om zich in te werken, leek dat Brusselse Nieuwe een ideaal moment om eens te vragen of de nieuwe baan hem bevalt. Hoe voelt het om na jaren van hoge functies binnen het kabinet nu wat meer op de achtergrond te werken? En de Rekenkamer, kan die überhaupt wel het verschil maken?
Eerst en vooral: waarom de keuze voor de Rekenkamer?
Ik heb met een goed gevoel afscheid genomen van de nationale politiek. Van wat ik daar bereikt heb, geniet ik nog steeds. Maar het leek mij gezond om er een keer een streep onder te trekken. Ik wou iets anders gaan doen, maar wel iets waarbij ik mijn ervaringen uit dat vorige leven kon gebruiken. Bij de Rekenkamer is dat zeker het geval.
Eerst ben ik tien jaar lang bij ABN Amro financieel-economisch doorkneed. Daarna heb ik in de Tweede Kamer vaak gebruik gemaakt van Rekenkamerrapporten. Als minister heb ik dan weer mee aan Europees beleid gewerkt. Maar in die rol ben ik ook zelf onderwerp geweest van Rekenkamerrapporten. Dat zijn dus allemaal zeer nuttige ervaringen geweest voor mijn werk hier.
U staat nu heel wat minder in de publieke spotlights. Hoe voelt dat?
Het werk dat je als minister doet, hoort in de spotlights te staan. Je neemt ingrijpende beslissingen en in een democratie moet iedereen kunnen zien hoe dat gaat. Maar dat geldt in zekere zin ook voor wat we hier doen. We worden hier natuurlijk wel iets minder intensief en frequent gevolgd, maar als je kijkt naar de verslaggeving over bijvoorbeeld ons jaarverslag vorige week, dan zie je dat er toch wel veel media-aandacht voor is. Het grote verschil is wel dat het nu minder om mij als individu gaat, maar eerder over de inhoud van mijn dossiers.
Vindt u dat prettiger?
Het is niet zo dat ik een hekel aan mijn vorige baan had. Maar als minister ben je non-stop bereikbaar. Zo was ik echt stomverbaasd als ik in het weekend een keer een dag geen contact had met mijn medewerkers. Nu komt het niet meer voor dat ik midden in de nacht uit bed gebeld wordt omdat er iets in de wereld is gebeurd waar Nederland op moet reageren. En dat is fijn. Dat kan mijn vrouw ook onderstrepen. De balans tussen werk en privé is nu beter.
Krijgt u soms toch nog telefoontjes uit Den Haag?
Ministers bellen mij niet meer, maar ik had bijvoorbeeld wel pas nog contact met de Nederlandse Rekenkamer omtrent hun rapport over EU-subsidies. Ook ben ik pas nog langsgegaan bij de ministeries van Financiën en Buitenlandse zaken. Daar spreek ik dan niet met de ministers, maar met de ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor Europees beleid en Europese financiën. Mijn contacten gebruik ik dus nog wel, maar op een andere manier.
Met de uitkering van het coronaherstelfond is er ook voor de Rekenkamer een nieuw hoofdstuk aangebroken. Aangezien dat zo’n gigantische verhoging van de Europese begroting is, vroeg ik me af of jullie wel voldoende middelen hebben om dat te onderzoeken.
Gelukkig is onze begroting ook iets toegenomen. Ons takenpakket wordt door dit nieuwe thema inderdaad groter. Dus hadden we meer personeel nodig. Maar de grootste uitdaging wordt het bepalen van de criteria waarmee we kunnen toetsen of dat geld uit het coronaherstelfonds correct wordt uitgegeven. De lidstaten hebben namelijk elk individueel plannen ingediend om aanspraak te maken op hun deel van dat geld. Daarbovenop zijn niet alle doelstellingen die daarin staan expliciet meetbaar. Sommige zijn ook zeer algemeen geformuleerd. Daar staan we dus met onze controlefunctie nog wel voor een uitdaging.
Je wil natuurlijk niet dat er straks ergens een elektriciteitsleiding in the middle of nowhere eindigt omdat dat niet voldoend precies geformuleerd was. Dan verlies je twee keer: het is verspilling van Europees geld en je schaadt daarmee het vertrouwen van de burger. Dat vertrouwen van het publiek behouden, is een cruciaal onderdeel van het werk van de Rekenkamer. Het is aan ons om te laten zien waar het goed gaat met de besteding van Europees geld, maar ook waar er dingen mislopen.
De Rekenkamer heeft zelf ook wat vertrouwensproblemen gehad door die integriteitskwesties. Is er in de tussentijd al een cultuurverandering op gang gekomen?
Zelf trad ik aan op een moment waarop onze interne controles onder vuur lagen. In de tussentijd zijn onze regels over bijvoorbeeld belangenvermenging en declareren aangescherpt. Dat is heel terecht. Net zoals bij ministers moeten wij onze belangen en bonnetjes dus publiceren. Tegelijkertijd is dat integer omgaan met belastinggeld, waar wij mee gefinancierd worden, een kwestie die blijvende aandacht vereist. Er zijn dus zeker stappen gezet, maar het werk is nooit af.
Iets helemaal anders dan: als minister heeft u natuurlijk veel uitvoerende macht gehad. Op welke manier denkt u dat de Rekenkamer impact kan hebben?
De taak van de Rekenkamer is heel anders. Wij zijn geen politieke spelers, maar eerder scheidsrechters. Zo toetsen wij of publiek geld correct wordt uitgegeven en of de beleidsdoelen gehaald worden. Dat is cruciale informatie voor parlementariërs, journalisten en ministers.
Als minister weet ik dat je je ook echt laat beïnvloeden door de Rekenkamer. Je wil namelijk niet in de krant komen met een negatief Rekenkamerrapport. De Tweede Kamer grilt je dan. Als minister van Buitenlandse Zaken heb ik het bijvoorbeeld wel eens meegemaakt dat een Rekenkamerrapport zeer kritisch was over de beveiliging van onze informatie. Dat heb ik mij toen erg aangetrokken. Ik ben toen echt aan de slag gegaan met dat rapport omdat ik niet een jaar later opnieuw dezelfde verwijten wilde horen.
Heeft u de indruk dat ook op het Europese niveau beleidsmakers de Rekenkamer voldoende serieus nemen?
Ik ben nog maar net begonnen, dus ik kan zelf nog niet zeggen of de Europese Commissie mijn onderzoek goed oppikt. Maar op basis van hoe ik me heb ingelezen, zie ik dat niet somber in. Daarnaast moet ook gezegd worden dat ik het aan ons vind om zelf onze bevindingen te ‘verkopen’ zodat er iets mee gebeurt.
Lijkt het u niet frustrerend dat u afhankelijk bent van andere partijen om uw bevindingen iets teweeg te zien brengen?
Ik vind de rol die wij nu hebben logisch en onmisbaar. In een democratie moet er iemand als onafhankelijke instantie in de gaten houden of het geld correct wordt uitgegeven. Je moet natuurlijk ook niet op de stoel van de ander gaan zitten. Wij zijn niet de uitvoerder. Onze taak is met objectieve feiten komen. Ik zit er natuurlijk wel nog maar net, dus misschien moet je me over anderhalf jaar nog maar eens vragen of ik al gefrustreerd ben!