Opinie: Waarom Europese informatievoorziening de sleutel is tot een nieuwe bestuurscultuur

5 min. leestijd
(Bron foto: Peter Hilz / HH)


Door Marieke Koekkoek, Tweede Kamerlid Volt


Een nieuwe bestuurscultuur vergt een cultuuromslag. Als het nieuwe kabinet daadwerkelijk werk wil maken van deze nieuwe bestuurscultuur moet zij de Kamer en decentrale overheden daarvoor de juiste tools in handen geven. Dit betekent betere informatievoorziening over wat in Brussel speelt én meer samenwerking tussen Europees, nationaal, provinciaal en lokaal niveau.  Zo betoogt Tweede Kamerlid Marieke Koekkoek. Donderdag praat de Tweede Kamer over de vraag of alle informatie uit Brussel wel op de juiste plek terecht komt.

In het huidige coalitieakkoord zijn zo’n 80 voorstellen soms staand Europees beleid, soms voorstellen die nu in Brussel op de onderhandelingstafel liggen. Dit zijn voorstellen die Nederlandse inwoners direct raken. Neem bijvoorbeeld de klimaatplannen om gebouwen en vervoer te laten betalen voor hun uitstoot, waardoor de energierekeningen mogelijk hoger worden. Ander voorbeeld: het nog te verwachten voorstel voor een Europees-breed minimumloon. 

Zowel over de contouren van het voorstel vooraf, als over de details achteraf wordt druk onderhandeld in Brussel en daar heeft de Nederlandse regering een prominente plek aan tafel. Het kabinet betrekt echter medewetgevers nauwelijks bij haar inbreng in de EU-besluitvorming. Dit is problematisch, omdat lobby-bedrijven de weg naar de Brusselse onderhandeltafel wel vinden. Om de Tweede Kamer en decentrale overheden weer grip te laten krijgen op de Europese besluitvorming moeten discussies vooraf, niet achteraf gevoerd worden. Dit kan alleen  door EU-informatievoorziening in brede zin te verbeteren. 

Achter het net vissen

Het belang van betere informatievoorziening en consultatie van decentrale overheden werd recent opnieuw pijnlijk duidelijk in de discussies rondom het corona herstelfonds, de 4,7 miljard waarmee Nederland de nodige transities (zoals op het gebied van klimaat, energie en digitalisering) kan financieren.

Het fonds ontstond na onderhandelingen op Europees niveau, maar de plannen zelf zullen op lokaal niveau uitgevoerd moeten worden. De verplichte consultaties van decentrale overheden bleven echter uit en een motie van de Kamer om ze er alsnog bij te betrekken werd genegeerd. Dit terwijl decentrale overheden zich herhaaldelijk melden met gezamenlijke plannen. Oproepen van de Kamer voor informatie over de plannen van het kabinet met het fonds bleven onbeantwoord. 

Helaas is dit geen uitzondering. Bij vele vraagstukken zijn decentrale overheden deel van de oplossing, omdat zij de problematiek rechtstreeks waarnemen in de samenleving. Zij worden nauwelijks betrokken in het besluitvormingsproces, of het nu gaat om hoe de nieuwe klimaatdoelstellingen te halen onder het Fit-for-55 programma, de herziening van Europese industriestrategie of waar de nieuwe internationale spoorverbindingen zouden moeten komen.

De Tweede Kamer vist ook achter het net. Tot nu toe hield het kabinet de Kamer niet of nauwelijks actief op de hoogte van de staat van onderhandelingen en de Nederlandse positie zowel in aanloop naar een wetsvoorstel – de zogenaamde consultatiefase – als achteraf tijdens de onderhandelingen tussen Raad en Parlement. Hierdoor werd de Kamer niet in staat gesteld op tijd bij te sturen of mee te praten over de invulling van dergelijke voorstellen.

Maak Brussel transparanter

Het proces moet dus gedemocratiseerd worden, wat onder andere kan door de parlementaire controle op de Nederlandse invloed in Brussel aan de voorkant beter in te kleden en consultaties van provincies en gemeenten standaard onderdeel te maken van het proces. Met een nieuw kabinet en de belofte voor een nieuwe bestuurscultuur ligt er nu de kans om dit proces te verbeteren.

Daar kunnen de volgende voorstellen toe bijdragen:

  • het instellen van een EU-monitor die inzicht geeft in de inzet, proces en krachtenveld van actuele dossiers die in Brussel spelen;
  • het openbaar maken van zoveel mogelijk relevante documenten, inclusief de zogenaamde LIMITÉ-stukken en onderhandelingsmandaten; 
  • betere afspraken over het tijdspad van informatievoorziening en momenten input medewetgevers;
  • het proactief consulteren van de relevante stakeholders in een eerder stadium van besluitvorming; 
  • meer investeringen in EU-expertise zowel in de Kamer, het ambtenarenapparaat en in de Europese instellingen zelf;
  • recht van de Kamer om een extra impact assessment aan te vragen waarbij decentrale overheden en andere belanghebbenden geconsulteerd worden.

Minder ‘waan van de dag’, meer Europese besluitvorming

Tegelijkertijd ligt er een rol voor de Kamer zelf. Dit vergt in de eerste plaats dat het belang van Europese besluitvorming wordt onderkend en dat de Kamer zich bezighoudt met EU-wetgeving en beleid in plaats van de waan van de dag. Bestaande instrumenten worden nog te weinig gebruikt. De link met Nederlandse bestuurders in Brussel is niet of nauwelijks aanwezig. De Kamer zou daarom moeten investeren in een versterking van de relatie tussen de Tweede Kamer, Europees Parlement en het Europees Comité van de Regio’s, de vertegenwoordiging van decentrale overheden in Brussel. Adviezen uit deze twee organen kunnen dan betrokken worden in het oordeel van de Kamer. Dit gebeurt nu nog nauwelijks. 

De andere kant van het verhaal is echter dat de informatie die de Kamer wel krijgt, bijvoorbeeld via het zogenaamde BNC-fiche, een Kamerbrief over een Europees voorstel, vaak in gebreke blijft. De reactie van de Kamer hierop is een overvloed aan moties en schriftelijke vragen. Daarnaast is het tijdspad voor inbreng zowel vanuit decentrale overheden als de Kamer kort. Dat geeft weinig ruimte tot inhoudelijke verdieping. Nog meer reden om medewetgevers en de samenleving al in een veel vroeger stadium te betrekken bij haar standpuntbepaling.   

Een nieuwe open bestuurscultuur is niet in één dag gevestigd, maar heeft nood aan een open gesprek over Europa, op lokaal, nationaal en Europees niveau. Dit stuk is dan ook een oproep en handreiking aan het nieuwe kabinet om samen vorm te geven aan nieuwe manieren van informatievoorziening en consultatie én aan samenwerking in alle bestuurslagen