Door: Europarlementariër Sander Smit (BBB)
Afgelopen week liet het Europees Parlement zich van zijn slechtste kant zien. Het Parlement moest kleur bekennen over haar positie inzake de vereenvoudiging van twee van de “vreselijke vijf”: de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) en de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD). In een geheime stemming gaven de sociaaldemocraten niet thuis. Samen met de rechterflank van het Parlement, ondersteunt door groenen en extreem-links, kelderden ze het voorstel.
Heilloos pad
Het is inmiddels bijna anderhalf jaar geleden dat Mario Draghi zijn rapport over de Europese concurrentiekracht presenteerde. In het vorige mandaat werd die concurrentiekracht massaal ondermijnd door verstikkende economische maatregelen, die nu pas echt op kruissnelheid komen. Denk aan de CO2-grensheffing (CBAM) en het verbod op de verbrandingsmotor in 2035. Deze keuzes kwamen tot stand dankzij een linkse meerderheid van sociaaldemocraten, groenen, liberalen en extreem-linkse partijen – vaak zonder dat de centrumrechtse christendemocraten (EVP) werd betrokken. Diezelfde linkse dominantie werd in de Europese verkiezingen van 2024 overtuigend weggestemd.
Het viel dan ook te verwachten dat de rechtse fracties, zoals de conservatieve ECR, PfE en ESN, het voorstel dat vorige week op tafel lag niet konden steunen. Hun eigen tegenvoorstel aan de EVP-fractie was veel ambitieuzer dan de versie die woensdag ter stemming voorlag. Een akkoord lag werkelijk binnen handbereik.
Maar de EVP-fractie koos voor stabiliteit en sloot een deal met de links-liberale fractie Renew (VVD/D66) en de sociaaldemocraten. Hiermee wilde het centrumrechtse blok laten zien dat het “pro-Europese midden” de uitdagingen rond concurrentiekracht wél aankan. Een deel van de socialisten, onder leiding van Lara Wolters – die in de vorige legislatuur juist een drijvende kracht was achter maatregelen die de concurrentiekracht ondermijnden –, weigerde mee te doen. Dat onderstreept eens te meer hoe onbetrouwbaar de Europese socialisten zijn als het gaat om onze economische slagkracht.
Quo vadis EVP?
De centrumrechtse EVP-fractie staat voor een cruciaal kruispunt: blijven we vasthouden aan het pro-Europese centrum of “platform”, die stilzwijgende coalitie met sociaaldemocraten en links-liberalen, zoals het in de Brusselse wandelgangen heet, of kiezen we eindelijk voor de centrumrechtse samenwerking die BBB altijd heeft bepleit? Met de conservatieven van ECR en de rechtse Patriotten (PVV) erbij, de zogenaamde Venezuela-coalitie.
Het is nu aan de rechtse fracties, en vooral aan de Patriotten met de PVV als sleutelspeler, om te laten zien dat ze écht openstaan voor samenwerking. Begrijpelijk dat zij de EVP-fractie vragen haar hand uit te steken, en niet alleen de Venezuela-coalitie als drukkingsmiddel te gebruiken. Maar die hand moet dan wel een echte zijn: met bereidheid tot compromis, zonder te eisen dat elk punt perfect wordt binnengehaald.
Op het vlak van concurrentiekracht is het voor de EU vijf voor twaalf. Als we nu niet krachtig doorpakken, dreigt de verarming van de Europese bevolking. Hoog tijd dus om de politieke taboes in de instellingen te laten varen. Inzake concurrentiekracht moet de EVP-fractie consequent met de ECR-fractie voorstellen indienen en uitwerken. De uitkomst kan door zowel de gematigdere liberale minderheid in Renew als door Patriotten en ESN moeilijk weggestemd worden. En het heeft een meerderheid in college van Eurocommissarissen.
De EVP-fractie staat voor de keuze: kijken we eindelijk naar rechts en leveren we de concrete inhoud die onze kiezers verwachten, of blijven we maar hopen dat de sociaaldemocraten de volgende keer wél op het juiste knopje drukken?
