Ongemak in Tweede Kamer over ongrijpbare Nederlandse lobby in Brussel

3 min. leestijd

Het kabinet moet de Tweede Kamer veel eerder betrekken bij Europese besluitvorming. Dat is de belangrijkste conclusie van een rapport dat het VVD-Kamerlid Roelien Kamminga namens de commissie Europese Zaken heeft geschreven.

Nu krijgt de Tweede Kamer pas een brief van het kabinet als de Europese Commissie een formeel voorstel heeft gedaan. In zo’n ‘BNC-fiche’ geeft het kabinet zijn visie op het voorstel van de Commissie en maakt het een inschatting van het verloop van de onderhandelingen die gevoerd gaan worden met de andere lidstaten binnen de Raad van Ministers.

Grip op de onzichtbare lobby

Kamminga stelt in de rol van een neutrale rapporteur voor dat de Kamer al veel eerder met het kabinet in debat gaat. Uit een rondgang die ze heeft gemaakt langs zes Kamercommissies die veel Europese wetgeving moeten verwerken, concludeert zij dat Kamerleden het gevoel hebben ‘te weinig grip’ te hebben op het Europese proces. Er is ‘ongemak’ in het parlement dat de Kamer pas in beeld komt als het wetsvoorstel van de Europese Commissie al af is.

“We willen meer invloed op de fase voordat de commissie een voorstel publiceert”, zegt ze in een toelichting. In die voorfase zijn er al veel informele contacten tussen de lidstaten en de Europese Commissie over hoe het uiteindelijke voorstel er uit moet zien. Maar de volksvertegenwoordigers ontbreekt het zicht op de Nederlandse lobbyactiviteiten. 

Welk parlement is de baas?

Het steekt de Kamerleden niet alleen dat ze geen rol van betekenis spelen in de voorfase. Maar het is voor sommige fracties ook een probleem dat ze geen stem hebben aan het eind van het proces. Want dan is het niet de Tweede Kamer, maar het parlement in Brussel dat de touwtjes in handen heeft. Het Europees Parlement voert namelijk de slotonderhandelingen met de lidstaten om van het wetsvoorstel een definitieve wet te maken. 

In feite is de enige bevoegdheid die de Kamer heeft om invloed uit te oefenen op een Brussels voorstel een indirect middel. Het parlement kan een minister met een bepaald onderhandelingsmandaat naar Brussel sturen om in de Raad iets voor elkaar te krijgen. Maar garanties op succes zijn er dan niet.

De irritatie over het Brusselse eindspel raakt een fundamenteel punt. Zie je de Europese Unie enkel en alleen als een samenwerkingsverband van lidstaten, dan is de rol van de Kamer te klein. Maar erken je het Europees Parlement als een instituut dat ook democratische legitimiteit geeft aan een besluit, dan is een ondergeschikte positie van de Tweede Kamer makkelijker te accepteren.

Morgenmiddag debatteert de Tweede Kamer met minister Wopke Hoekstra van Buitenlandse Zaken over de manier waarop het Nederlandse parlement betrokken is bij het spel in Brussel.