Nederland voorstander van nieuw Europees crisisplan voor banken

De ministers van Financiën zitten vandaag samen in Luxemburg om onder meer te praten over een nieuw crisisplan voor bankfaillissementen. De Nederlandse minister Steven van Weyenberg laat verstek gaan wegens Haagse verplichtingen.

3 min. leestijd
(Bron foto: iStock)

Hoe te voorkomen dat de belastingbetaler opdraait voor de kosten wanneer een bank omvalt? Dat is de miljoenenvraag waar Brussel al jaren mee worstelt. Of beter gezegd, de vraag van 1,5 biljoen euro. Zoveel kostte het volgens de Europese Commissie om de banken overeind te houden na de financiële crisis van 2008.

Een nieuwe Europese bankencrisiswet moet daar verandering in brengen. De herziene regels moeten voorkomen dat landen bij een faillissement van een bank te snel grijpen naar publieke middelen om instellingen te redden. Vandaag buigen de ministers zich over de plannen.

Redden of laten klappen

Volgens het kabinet is een belangrijke winst dat er duidelijkere prikkels komen voor landen om probleemsituaties bij banken op Europese leest aan te pakken. Tot nu toe kozen sommige lidstaten er nog voor om een failliete bank volgens eigen, nationale regels af te wikkelen.

Eenvoudig gezegd zijn er opties als een bank dreigt om te vallen. Allereerst kan de overheid niets doen en een bank failliet laten gaan, net als elk ander bedrijf. Maar dat brengt enorme maatschappelijke kosten met zich mee, omdat veel bedrijven, andere banken en rekeninghouders dan in de problemen komen. Uiteindelijk is het de overheid – lees: de belastingbetaler – die dan alsnog voor die kosten opdraait.

Abonneer je nu op de nieuwsbrief De week van de euro

De nieuwe regels moeten er daarom voor zorgen dat overheden vaker voor de tweede optie kiezen: resolutie. Dat betekent dat overheden volgens een set Europese regels gecontroleerd gaan bijsturen hoe de bank de kosten moet afhandelen of er desnoods voor zorgen dat de bank verkocht wordt of nieuw leven wordt ingeblazen.

Spaarders eerst

Cruciaal daarbij is de hiërarchie van crediteuren. Die bepaalt welke schuldeisers van de bank als eerste hun geld terugkrijgen bij een faillissement. De regels worden nu aangepast zodat deposito’s (banktegoeden van particulieren en bedrijven) boven alle andere claims zoals obligatiehouders worden geplaatst.

De onderhandelingen gingen gepaard met stevige debatten over de rol van de nationale depositogarantiefondsen bij toekomstige bankreddingsoperaties. Banken storten geld in die ‘slechtweerpotjes’ zodat er zeker geld is om rekeninghouders tot 100.000 euro te vergoeden bij een faillissement. Onder de nieuwe regels zou dat geld breder kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld ook om slecht draaiende bankonderdelen te hervormen. Nederland heeft ingestemd met meer mogelijkheden om deze fondsen in te zetten, maar dan wel onder strikte voorwaarden.

Eengemaakte Europese pot sneuvelt

De Europese Commissie had overigens voorgesteld om de depositogaranties van de lidstaten samen te voegen in één grote Europese pot. Zo wordt de kans kleiner dat die ooit uitgeput raakt bij financiële problemen. Maar al snel schoten de lidstaten, met Duitsland voorop, dat idee af uit vrees dat de rijkere landen zouden opdraaien voor faillissementen van banken in armere landen.

De nieuwe regels stellen ook voor dat kleine banken een deel van de depositogaranties mogen gebruiken om noodbuffers aan te leggen. Die moeten het worstcasescenario van een faillissement überhaupt voorkomen. De Commissie had bedacht dat de betere risicospreiding van de eengemaakte Europese pot het aanvreten van de depositogaranties om buffer aan te leggen zou compenseren. Maar nu de Europese pot er niet komt, bevestigt ook de Commissie dat de depositogarantiestelsels zwakker zullen worden onder de nieuwe regels.