Twee richtlijnen, tal van kopzorgen en één doel: de werking van de interne markt van de Europese Unie verbeteren. Hoe? Bijvoorbeeld door de consumentenbescherming in heel Europa hetzelfde te maken. Versnippering binnen de Europese Unie moet voorkomen worden en de digitalisering omarmt. Dat is het doel en Nederland moet daar zelf aan zien te sleutelen. Kernwoord tijdens het debat: paarden.
Dierenwelzijn
De richtlijnen moeten zorgen dat consumenten recht krijgen op informatie over digitale diensten (tv-streaming) en goederen met een digitaal element (bijvoorbeeld een smart tv). Hoe komen we dan uit bij paarden? Omdat naast de update over het recht op informatie ook de positie van handelaars op tafel ligt. Zo zou de duur van de bewijslast, de verplichting om informatie te voorzien, verlengd worden voor handelaars. Van 6 naar 12 maanden om precies te zijn.
In de Eerste Kamer verschoof het debat daarbij van digitale zaken naar dieren. Is het dierenwelzijn gebaat bij het verlengen van de duur van bewijslast? Ofwel: komt dit de dieren ten goede (als gecontroleerd moet worden of de handel goed is verlopen) of is het een buitensporige last voor handelaars (die hier tijd en geld door verliezen)?
Onenigheid
Jeroen Recourt (PvdA) stelt helder: “Harmonisatie en dierenwelzijn wegen zwaarder dan nadelen voor dierenhandelaren. Dierenwelzijn is gebaat bij verlengen van de termijn.” Wel vraagt Recourt of er een inschatting gemaakt kan worden van de financiële risico’s voor de betrokken bedrijfstakken.
“Het gaat ons om de praktische kant van het geheel”, vervolgt Henk Jan Meijer (VVD). “Langere termijn bewijslast betekent ook problemen voor handelaars. Bijvoorbeeld in de paardensector. Een termijn voor alle producten zou voor duidelijkheid zorgen, maar ook voor een ongelijk speelveld. Frankrijk en Denemarken maken gebruik van uitsluiting van bepaalde dieren van de richtlijnen en België overweegt dit. Nederland komt onnodig in een ongelijke positie.”
Achtergrond
Begin februari werd een voorstel rond de richtlijnen in de Tweede Kamer aangenomen waarna de Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid een eindverslag heeft uitgebracht. Naar aanleiding van dat rapport, is de zaak op de plenaire tafel van de Eerste Kamer terecht gekomen.