Euro bestaat 25 jaar en was erg voordelig voor Nederland

Brusselse Nieuwe blikt terug op de bewogen geschiedenis van de munt en kijkt alvast vooruit naar de woelige tijden die nog komen.

6 min. leestijd
Bron foto: iStock

Met de jaarwisseling vierde de euro zijn 25e verjaardag. Op 1 januari 1999 zag de gemeenschappelijke munt het levenslicht. Elektronisch betalen met de euro kon toen al, de munten en briefjes verschenen drie jaar later.

Chaotische voorloper

Vandaag kunnen we de munt niet meer wegdenken. Toch liep de geboorte zeker niet van een leien dakje. Al vanaf de jaren zestig braken economen en politici het hoofd over de manier waarop de Europese munten aan elkaar gekoppeld konden worden. Dat zou de handel tussen de landen gemakkelijker maken.

Maar het zou nog tot 1979 duren voor de ECU het licht zag. Deze fictieve referentiemunt moest de wisselkoersen van de verschillende Europese munten met elkaar verbinden. Nationale munten mochten in waarde slechts 2,25 procent van de ECU afwijken.

Nationale banken stonden daarbij voor een uitdaging. Draaide bijvoorbeeld de Duitse economie plots heel goed en steeg de mark in waarde, dan was het aan de nationale banken om in te grijpen. In de praktijk deden ze dat door elkaars munten op te kopen of juist te verkopen. Zo hielden ze de waarde van hun munt kunstmatig binnen de bandbreedte van de ECU.

“Koe” in plaats van “euro”

De legendarische Franse Commissievoorzitter Jacques Delors, die op 27 december 2023 overleed, vond het een onhandig en ingewikkeld systeem. Met de Duitse bondskanselier Helmut Kohl sloeg hij de handen in elkaar met het oog op een échte gemeenschappelijke munt. De Fransen en Italianen liepen hier al langer warm voor. Maar de Britten en Denen wilden hun eigen munt behouden en bedongen een opt-out voor het invoeren van de euro.

Wel zou het nog tot 1995 duren voordat de Europese leiders met de naam ‘euro’ voor de dag kwamen. Oorspronkelijk leek ook de gemeenschappelijke munt gewoon ECU te gaan heten. Maar uit opiniepeilingen bleek dat de Duitsers dat een belachelijke naam vonden: zij zouden het uitspreken als ‘koe’.

Andere namen die de ronde deden: de ‘dukaat’, de ‘schilling’ of de ‘kroon’. Uiteindelijk zou de Belgische geschiedenisleraar Germain Pirlot een brief aan de Europese Commissie schrijven waarin hij voorstelde om het niet te ingewikkeld te maken en de munt simpelweg ‘euro’ te noemen. Die zou dan weer bestaan uit verschillende kleinere munten, de ‘ropa’s’.

Nog een leuk weetje: dat het randschrift op de euromunten verschilt tussen landen, hebben we mede te danken aan voormalig minister van Financiën Gerrit Zalm. Hij pleitte hiervoor omdat er zo, net zoals op de gulden, “God zij met ons” op de Nederlandse euromunten gegrafeerd kon worden. De SGP drong hier destijds op aan.

Nederland exportland

Een van de belangrijkste beweegredenen achter de munt: meer handel. Volgens de Nederlandsche Bank is dat zeker gelukt. De Nederlandsche Bank ziet dat eurolanden na de invoering van de munt meer zijn gaan exporteren. Naar elkaar, maar ook naar EU-landen die niet tot de eurozone behoren.

Maar niet elk land haalde daar evenveel voordeel uit. Met name de Benelux en Ierland profiteerden enorm. Zo steeg de export van Nederland met meer dan de helft door de invoer van de euro. Ook de Fransen en Duitsers gingen erop vooruit. De rode draad lijkt dat vooral de welvarende landen hun export zagen stijgen.

Zo gebeurde in Griekenland en Italië juist het omgekeerde. Een verklaring is dat die landen minder productieve industrie hadden, maar door hun munt ‘goedkoop’ te houden wel voor vraag naar hun producten konden zorgen. De invoering van de euro nam die mogelijkheid weg.

Toch heeft die toename in handel niet noodzakelijk voor meer economische groei, en daarop volgend welvaart, gezorgd. Zo zagen de Verenigde Staten en verschillende EU-landen die niet tot de eurozone behoren hun bbp sterker stijgen dan de landen in de eurozone. Ook daalde hun werkloosheid meer dan in de eurozone.

De behoeder van de munt

Bij de invoering van de euro zag ook de Europese Centrale Bank (ECB) het licht. Deze hoeder van onze gemeenschappelijke munt kreeg een beknopte opdracht mee: de inflatie onder de 2 procent houden. 25 jaar later is de ECB daar redelijk goed in geslaagd. Gemiddeld bedroeg de inflatie in de eurozone 2,1 procent.

Maar achter dat gemiddelde schuilen wel grote uitschieters. In de eerste tien jaar van de euro lag de inflatie te hoog en in de nasleep van de financiële crisis zagen we dan weer een veel te lage inflatie die regelmatig naar de 0 procent ging. Een gevaarlijke situatie waarin het belangrijkste instrument van de ECB, de rentetarieven, al zijn effect dreigde te verliezen. En dan waren er natuurlijk nog de laatste twee jaar, waarin de energiecrisis de inflatie naar recordhoogtes duwde.

Steeds meer economen twijfelen er bovendien aan of 2 procent inflatie op de lange termijn een haalbaar streefcijfer kan blijven. De vergrijzing zal de lonen omhoog duwen en de groene transitie vraagt om massale overheidsinvesteringen en zal de grondstofprijzen waarschijnlijk laten stijgen. Allemaal factoren die voor meer inflatie zorgen.

Bankenunie, kapitaalunie, schuldenunie?

Ook spannend voor de toekomst van de euro: zullen de bankenunie en de kapitaalmarktenunie eindelijk voltooid worden? Door het toezicht op banken en de verzekering van de rekeningen van consumenten op Europees niveau te regelen, moet de bankenunie ons financieel stelsel bestendiger maken.

De kapitaalmarktenunie moet er dan weer voor zorgen dat het makkelijker wordt om aandelen uit een ander EU-land te kopen, waardoor Europese bedrijven makkelijker kapitaal kunnen ophalen. Die kapitaalmarktenunie zal met name van cruciaal belang zijn om het bedrijfsleven mee voor de groene transitie te laten betalen. Zonder private financiering wordt het erg moeilijk om de klimaatdoelen te halen.

En dan zijn er nog ambitieuze denkers zoals de baas van de Italiaanse nationale bank Fabio Panetta, die pleiten voor een schuldenunie. Door gezamenlijke euro-obligaties uit te geven zouden eurolanden op permanente basis samen schulden moeten aangaan op de financiële markten. Dat geld wordt vervolgens gebruikt voor Europese plannen. Slechts één keer eerder ging de EU gezamenlijk schulden aan: bij het coronaherstelfonds.

Of hoe de euro met een bewogen verleden zeker nog een woelige toekomst te wachten staat.

Van het inflatiespook tot het coronaherstelfonds, elke woensdag ontvang je een overzicht van de laatste ontwikkelingen. Abonneer je hier op onze nieuwsbrief De week van de euro.