Column Post uit Brussel: Raam op raming

Onze columnist Mendeltje van Keulen vond een studie in de brievenbus van de Tweede Kamer: Krijgen Kamerleden wel de juiste ondersteuning om de Europese kant van het werk goed te kunnen doen?

5 min. leestijd

Bij Kamerleden plofte deze week een wetenschappelijke studie op de deurmat, die aanbevelingen geeft over de ondersteuning van hun werk. Het paper van Montesquieu Instituut onderscheidt rollen van Kamerleden (wetgever, controleur, volksvertegenwoordiger) en daarbij passende functieprofielen van medewerkers. Op maandag 20 juni praten Kamerleden over de begroting van hun eigen ondersteuning voor 2023, ofwel ’de raming’. Welke ondersteuning vergt het Europese werk van de Tweede Kamer?

“Europa is belangrijk, maar werken doe je hier.” Een ambtenaar beschreef zo pakkend de afhoudende opvatting van haar leidinggevende over de werkzaamheden die voortvloeien uit Nederland als EU-lidstaat. De dagelijkse Europese standpuntbepaling, de onderhandelingen met het Europees Parlement, en het omzetten van EU-wetgeving naar Nederlandse regels vragen steeds meer politieke, bestuurlijke en ambtelijke kennis en capaciteit, zoals een andere studie in februari aangaf.

Kantoor Tweede Kamer in Brussel

Ook voor elk Kamerlid betekent de Europese samenwerking inmiddels een berg werk: De Kamer is, ten eerste, medewetgever in Europees verband, als gevolg van bevoegdheden die het Europese Verdrag van Lissabon aan nationale parlementen geeft. Europese wetsvoorstellen worden beide Kamers direct toegezonden en gaan op voorstel van EU-specialisten een apart behandeltraject in. Bij grote bezwaren kunnen Kamerleden bijvoorbeeld besluiten een brief naar de Europese Commissie te verzenden en de staf opdracht geven om een coalitie met andere parlementen te smeden. Elke Kamercommissie controleert, ten tweede, de inzet van de Nederlandse regering in EU-verband, door de rol in de standpuntbepaling voor Brusselse onderhandelingen. In wetgevingsdebatten nemen zij ook de beoordeling van de correcte implementatie van EU-richtlijnen in nationale wetgeving ter hand. En de Kamerleden hebben de derde onderscheiden rol van volksvertegenwoordiger, onder meer in de vele debatten over Europese Raden, die vrijwel wekelijks plaatsvinden. 

Aan deze groeiende, Europese dimensie van de parlementaire werkzaamheden worden nauwelijks woorden vuilgemaakt in het paper van het Montesquieu Instituut. Dat is een gemis, want Europa-ondersteuning is een actueel thema. In het historische overzicht ontbreekt bijvoorbeeld het parlementaire kantoor in Brussel dat de Tweede Kamer daar sinds 2004 bemenst. Het paper van het Montesquieu Instituut beschrijft verschillende rollen van soorten ambtelijke staf, maar in dit kantoor in Brussel komen ze samen: informatiemakelaar, adviseur, penvoerder, marketeer, onderhandelaar en planner. Alle EU werkbezoeken van Kamercommissies, griffiemedewerkers, Voorzitter en Griffier worden vanuit hier georganiseerd en begeleid. Ga er maar aan staan, met 1 fte als oren en ogen van de hele Kamer.

Kennis van Europese zaken

“Kantoor Brussel’ krijgt in de opsomming van functies in het Montesquieu-paper geen vermelding, maar past waarschijnlijk onder het magere kopje ‘griffiers en hun ondersteunende staf’. Ook de inhoudelijke advisering op EU-gebied is een bijzondere combinatie van de beschreven rollen. Met hulp van het ministerie van Buitenlandse Zaken is geïnvesteerd in specialistische parlementaire Europa-adviseurs. Het Presidium besloot in 2011 deze EU-staf in vorm en omvang te continueren, maar tegen de voortgaande trend van Europeanisering van beleid in, werd enkele jaren later op het aantal experts en hun senioriteit bezuinigd. De politieke aandacht ging inmiddels namelijk uit naar de vorming van een nieuwe onderzoeksdienst, waar inmiddels ruim 30 fte werkzaam is. Achter de schermen was hierover veel discussie tussen de betrokken diensten, waarbij van “Europese integratie’ weinig sprake was.

In elk geval was er geen sprake van het soort fundamentele politieke gesprek waartoe de wetenschappers in paper van het Montesquieu Instituut oproepen: wat voor een soort Kamer wil ons parlement zijn, en welk type ondersteuning past daarbij? Voorlopige stand van zaken is dat van de groeiende groep nieuwe parlementsmedewerkers met een ‘onderzoeksfunctie’ geen Europese ervaring of expertise wordt gevraagd, terwijl niet elke Kamercommissie kan beschikken over een eigen inhoudelijke EU-adviseur. De woordvoerders volksgezondheid en landbouw delen een specialist, net als Kamerleden met zo verschillende portefeuilles als infrastructuur, water en digitale zaken. De leden van de commissie Europese zaken (verantwoordelijk voor de Europese Toppen en coordinerende Brusselse Raden en voor het overzicht van Europese werkzaamheden van het hele parlement) hebben zelfs helemaal geen eigen EU-specialist tot hun beschikking. 

Controle

Het moge duidelijk zijn dat dit in de praktijk onvermijdelijk noopt tot selectie: over welke EU-pakketten en Raden kunnen adviezen en notities worden geschreven, en welke ontwikkelingen kunnen bij tijdsgebrek niet worden geanalyseerd? Om van het kritisch volgen van politieke keuzes door de regering in het implementatieproces van EU-richtlijnen maar te zwijgen. Ambtelijke keuzes, met een politieke consequentie. Het gewicht daarvan wordt zwaarder naarmate het kabinet werk maakt van het coalitieakkoord, dat belooft dat Nederland in de EU steeds proactiever zal zijn op een groter aantal beleidsterreinen. 

De onderzoekers gaan in hun slotparagraaf van het Montesquieu-paper in op het belang van een financieel economisch bureau in de Tweede Kamer, met eigen wetenschappelijke expertise voor budgetanalyse en -modellen. Onduidelijk is waarom meer expertise op juist dit terrein wordt aanbevolen, terwijl geen woord wordt gewijd aan de meerwaarde van een internationaal of Europees expertisecentrum. Dit plan van wijlen Hans van Baalen uit 2002 heeft gegeven de situatie in de wereld en de regio immers alleen maar aan kracht gewonnen. De groeiende medewetgevende, controlerende en vertegenwoordigende taak van de Kamer in Europees perspectief verdient meer aandacht van ‘parlementsvolgers’. En analyse van politieke behoeften en ambtelijk aanbod van ondersteuning, ook in internationaal vergelijkend perspectief is nodig. Want Europese controle is belangrijk en eraan werken doen we in de Tweede Kamer. 

Mendeltje van Keulen (cartoon) is onder meer praktijkprofessor Europa bij de Haagse Hogeschool. Van 2011 tot 2017 was zij griffier Europese Zaken bij de Tweede Kamer. Zij leegt voor Brusselse Nieuwe regelmatig de brievenbus van de Tweede Kamer en legt Europese voorstellen bovenop de stapel.