De grote vraag is hoe het geld verdeeld gaat worden. Sinds 2007 komen alle regio’s in aanmerking voor geld uit Brussel. In Nederland kan Groningen, maar ook Flevoland of Zeeland subsidie krijgen om de concurrentiekracht te versterken. Maar ook Amsterdam heeft geld gekregen waarmee het Damrak in de hoofdstad kon worden opgeknapt (uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling EFRO onder de naam ‘Kansen voor West’).
Het meeste geld gaat, de eerlijkheid gebied het om dat te zeggen, nog steeds naar arme regio’s. Maar de pot wordt de laatste jaren ook gebruikt voor onder andere klimaatbeleid. Een oplossing zou zijn meer geld naar Europa. Maar dat is niet alleen in Nederland vloeken in de kerk. Ook de Europese oplossing, namelijk de EU het recht geven meer belastingen te innen, ligt politiek gevoelig. Er komt de laatste tijd via milieuheffingen en ook de douaneafdrachten wel meer geld binnen, maar daarmee kan een verhoging van het budget niet worden betaald.
Nettobetaler
Nederland is wat we noemen nettobetaler, oftewel we geven meer aan Brussel dan we terugkrijgen. Op dit moment zijn ook Duitsland, Frankrijk, Italië, Zweden, Denemarken, Oostenrijk, Finland en Ierland nettobetalers. Maar als de uitbreiding plaats vindt, gaat dat allemaal veranderen.
Polen, dat nu enorm profiteert moet dan gaan betalen net als België, Roemenië en Tsjechië. Er zijn berekeningen dat als alles bij het oude blijft, dus als er geen veranderingen komen in de spelregels om geld voor regionale ontwikkeling te krijgen, er in totaal ongeveer 250 miljard euro extra nodig is.
Landbouw
Misschien wel het grootste struikelblok is de landbouw. Alleen al in Oekraïne ligt een slordige dertig miljoen hectare landbouwgrond, het is niet voor niets de graanschuur van Europa. Maar het zijn niet alleen de grote akkerbouwbedrijven, ook heeft het land een aantal grote kippen- en varkens-bedrijven die, zodra de grenzen open gaan, de Europese markten kunnen overspoelen. Daar zullen afspraken over gemaakt moeten worden, want nu al zijn de Poolse graanboeren boos, omdat goedkoop graan uit Oekraïne hun markten overspoelt.
Maar niet alleen over de prijzen en exportmogelijkheden moeten afspraken worden gemaakt. Het huidige Europese Landbouwbeleid (het GLB) wordt onhoudbaar. Elk jaar gaat er bijna 40 miljard euro naar boeren als inkomensondersteuning. Onder meer op basis van het aantal hectares waarop geboerd wordt, krijgen landbouwers geld. Als de regels niet worden aangepast heeft Oekraïne recht op acht miljard euro aan steun en de Balkanlanden twee miljard.
Geen Nederlander
Met een Unie van 35 of 36 landen is het de vraag of elk land een eigen Eurocommissaris moet hebben. In principe hoeft dat geen moeilijk besluit te zijn, want volgens de regels (het verdrag van Lissabon) mag dat nu al. Maar landen vinden het moeilijk om afscheid te nemen van hun eigen Eurocommissaris.
Via de commissaris hebben landen invloed op het beleid van de Europese Commissie, hoewel dat maar ten dele waar is. Zo stemde de Hongaarse Eurocommissaris Varhelyi in met het starten van de uitbreiding, terwijl zijn premier Orbán daar tegen was (zie eerder in de nieuwsbrief). En ook de Nederlandse Eurocommissaris Timmermans liep soms harder dan het Nederlandse kabinet wilde.
Bij de huidige Europese Commissie is al een eerste stap gezet. Formeel zijn er wel 27 Eurocommissarissen, maar sommige zijn meer gelijk dan anderen, om Orwell te citeren. Zo zijn er zes vicevoorzitters, die een soort kernkabinet vormen. De andere Eurocommissarissen zijn meer staatssecretarissen die verantwoording moeten afleggen aan de vicevoorzitters. In een Frans-Duits plan wordt de mogelijkheid geopperd om met kiesgroepen te werken. Zo zou de Benelux bijvoorbeeld één Eurocommissaris moeten delen.
Goedkope arbeid
De vrees bestaat dat als Oekraïne, Moldavië en de Balkanlanden lid worden, er een forse stroom met goedkope arbeidskrachten richting met name West-Europa op gang komt. Nou is de verwachting dat met name Oekraïne veel arbeidskrachten zelf nodig heeft voor de wederopbouw na de oorlog, maar er gaan nu al stemmen op om voor het vrij verkeer van werknemers een lange overgangsperiode in te bouwen. De vraag is of het omgekeerd ook gaat gelden; namelijk dat ondernemers uit de huidige 27 EU-landen pas na een overgangsperiode mogen investeren in de nieuwe landen.
Over steeds meer onderwerpen wordt door de ministers met gekwalificeerde meerderheid besloten. Dat betekent dat 55 procent van de lidstaten voor moet stemmen (meestal 15 van de 27 lidstaten). En de voorstemmers moeten minstens 65 procent van de Europese bevolking vertegenwoordigen. Die verhoudingen gaan flink op de schop. Zo zou Oekraïne net achter Polen en Spanje het vijfde land in de EU worden. Bovendien moeten er nieuwe afspraken over het Europees Parlement komen. Nu staat er in het verdrag dat er niet meer dan 750 politici verkozen mogen worden. Als het verdrag niet wordt gewijzigd moeten landen zetels inleveren.
Ook elke zondagochtend gratis de Europa nieuwsbrief vol geopolitieke analyses van onze hoofdredacteur Bert van Slooten (cartoon), hardnekkige geruchten en heel veel Europees nieuws gratis in je mail? Abonneer je hier.