Thuiswerken is populairder dan ooit. Voor de coronacrisis werkten slechts 5 procent van de Europeanen regelmatig thuis. Die teller liep in 2021 al op tot 24 procent. Met 54 procent is Nederland zelfs koploper binnen de EU.

Grote onzekerheid

Maar voor een land als Nederland, waar veel werknemers over de grens wonen, kan dit voor heel wat fiscale problemen zorgen. Je betaalt immers belasting in het land waar je je werk verricht. Voor thuiswerkende grenswerkers betekent dat dus dat Nederlandse bedrijven hun lonen moeten afstemmen op de Belgische of Duitse fiscale regels. 

Werkgeversorganisatie VNO-NCW maakt zich veel zorgen over de situatie. Daarom spoorde staatssecretaris van Fiscaliteit Marnix van Rij per brief aan om het probleem aan te pakken. Volgens de organisatie zorgen de huidige regels voor “een grote administratieve druk” voor werkgevers. 

Daarnaast zou het ook bij de thuiswerkers zelf voor grote onzekerheid zorgen. “Afdragen van loonbelasting in twee landen kan ertoe leiden dat werknemers met hetzelfde salaris, maar een ander woonland, een ander nettoloon ontvangen”, leest de brief. Het nettoloon kan op zijn beurt weer gevolgen hebben voor het recht op toeslagen of bijvoorbeeld de hypotheekrenteaftrek. 

VNO-NCW zou al van bedrijven hebben gehoord dat werknemers hierdoor overwegen om hun Nederlandse baan om te ruilen voor een baan in het thuisland. “Een zéér onwenselijke ontwikkeling in deze krappe arbeidsmarkt”, benadrukt de brief. 

Sociale zekerheid

Voor hun sociale zekerheid staan thuiswerkende grenswerkers voor gelijkaardige problemen. Hiervoor heeft Brussel vorige maand echter een soort kaderovereenkomst uitgewerkt. Die stelt dat als werknemers niet meer dan de helft van de tijd thuiswerken, ze nog onder de sociale zekerheid van het land van hun werkgever mogen vallen. 

VNO-NCW verzoekt staatssecretaris van Rij om voor de belastingproblemen een oplossing uit te werken die samenhangt met die kaderovereenkomst voor sociale zekerheid.

Lidstaten mogen zelf kiezen of ze zich aansluiten bij die kaderovereenkomst voor sociale zekerheid. Zo zouden onder meer Nederland, België en Duitsland al hun handtekening hebben gezet. Ook verschillende niet-EU-lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland, hebben de mogelijkheid gekregen om mee te doen. 

De kaderovereenkomst gaat van start op 1 juli. Lidstaten die zich tegen dan nog niet hebben aangesloten, mogen dat nog altijd later doen. 

Abonneer je op onze nieuwsbrief De week van de Euro en ontvang een overzicht van de laatste Europese economische en financiële ontwikkelingen