Dat de Europese interne markt inmiddels de fundering is van de Europese economie ontkende bijna niemand tijdens de viering van het dertigjarige bestaan ervan. Eurocommissaris voor Mededinging Margarethe Vestager en de Zweedse minister voor Europese Zaken Jessika Roswall spraken in Straatsburg met Europarlementariërs over het verleden en de toekomst van de interne markt.
Dertig jaar geleden
De interne markt trad officieel in werking op 1 januari 1993. Het stond burgers en bedrijven toe goederen, personen, diensten en kapitaal vrij in de Europese Unie te verhandelen. Het moest de Europese economie een schop onder de kont geven.
Inmiddels bestaat de markt dus dertig jaar en tijdens de viering ervan werd positief op die tijd teruggekeken. “Ik denk dat we het allemaal over één ding eens zijn. De Europese interne markt is de ruggengraat van de Europese Unie”, aldus Vestager.
Maar dat betekent niet dat er niet meer aan gesleuteld wordt. Vestager wil juist verder bouwen aan de interne markt. Zo moet de markt eerlijker worden. Er moet concurrentie zijn, maar ook waarde gehecht worden aan duurzaamheid.
Europees Parlement
Europarlementariër Kim van Sparrentak (GroenLinks) deelt de positieve kijk van Vestager, maar maakt wel kanttekeningen. De markt is gegroeid, maar sociale aspecten zijn volgens haar achtergebleven. “We moeten stoppen met de interne markt als een doel op zich zien en kijken hoe we die markt kunnen gebruiken om een sociaal eerlijker Europa te creëren.
Ook Europarlementariër Catharina Rinzema (VVD) vindt dat de EU trots mag zijn. “Ik denk dat de samenwerking binnen de interne markt ons geholpen heeft door heel wat crises heen te komen”. Toch moet er meer gebeuren, vindt ze. Volgens haar moet de EU vooral midden- en kleinbedrijven beter ondersteunen.