Genetische modificatie van planten wordt door sommige wetenschappers en politici gezien als dé oplossing voor de problemen in de huidige landbouw. Door te knippen en te plakken in het DNA van planten, kunnen deze worden ‘verbeterd’. Zo kan er onder andere meer bestendigheid tegen droogte en plagen ingebouwd worden. Dit zou oogsten moeten vergroten en het gebruik van pesticiden omlaag moeten brengen.
Maar er is ook veel weerstand tegen genetische modificatie. Zo stellen sommige experts vragen bij de veiligheid en de langetermijneffecten van genetisch aangepaste organismen op de omgeving. Ook zijn er vragen over eerlijke toegang tot nieuwe gentechnieken. Daarom waren de regels in Europa rondom genetische modificatie altijd zeer streng. Maar sinds de komst van het revolutionaire CRIPSR-CAS, waarmee organismen nog makkelijker aangepast kunnen worden, verandert de houding.
De Europese Commissie werkte al een tijdje aan nieuwe regels voor genetisch gemodificeerd voedsel, toen er een paar dagen geleden het eerste ontwerpvoorstel uitlekte. Hierin staat dat de Europese Unie sommige genetisch gemodificeerde planten hetzelfde wil gaan behandelen als hun traditioneel gekweekte tegenhangers.
Zelfde regels als voor gewone planten
“De huidige regels zijn niet aangepast aan de verscheidenheid van potentiële plantaardige producten die kunnen worden verkregen door gerichte genetische modificatie”, schrijft de Commissie in het gelekte voorstel. “Als gevolg daarvan zijn ze in bepaalde gevallen onevenredig of ontoereikend.” Dit zou innovatie remmen, aldus de Commissie.
Om daar verandering in te brengen, stelt de Commissie twee trajecten voor om genetisch-gemodificeerde planten beter te beoordelen. Wanneer een met genetische kunstgrepen aangepaste plant ook met traditionele veredelingstechnieken had kunnen worden gekweekt, valt deze onder ‘categorie één’. Dit betekent dat de opgedirkte plant onder dezelfde regels komt te vallen als “gewone planten”. “Dan zijn er geen toelatingsprocedures, risicobeoordelingen en traceerbare labels meer nodig”, stelt de Commissie zich voor.
Alle andere genetisch gemodificeerde planten vallen in het nieuwe plan onder ‘categorie twee’. Dit houdt in dat een toelatingsprocedure vereist blijft. Hoe streng die beoordeling is, wordt bepaalt op basis van het risico dat de gentech-plant met zich meebrengt. Voor biologische landbouw zal het gebruik van genetische modificatie ook in het nieuwe plan verboden blijven.
Onlogisch en discriminerend
Hoewel het officiële voorstel pas 7 juli wordt gepubliceerd, laten de reacties niet op zich wachten.
De Groenen in het Europees Parlement wijzen op de mogelijke gevaren van het nieuwe plan, zo zou het mogelijk ingewikkelder worden voor consumenten om nog te weten of hun voedsel genetisch gemodificeerd is.
Vertegenwoordigers van de Europese plantenveredelingssector, Euroseeds, zijn ook kritisch op het plan. Ze zijn bang dat er te veel politiek spel te pas komt aan iets wat “gebaseerd zou moeten zijn op duidelijke wetenschappelijke criteria.” Ook zijn zij het niet eens met het uitsluiten van bio-boeren: “onlogisch en discriminerend”.
Ook Niels Louwaars van de Nederlandse branchevereniging Plantum sluit zich daarbij aan. “Wij hebben nog zeker wat vragen en opmerkingen wat betreft de vreemde houding tegenover de biologische sector”, laat hij weten. “Wanneer sommige genetisch gemodificeerde planten straks als gewone planten behandeld gaan worden, waarom zou de biologische landbouw hier dan van worden uitgesloten?”
Een aantal aspecten, zoals het gebruik van categorie één, noemt hij logisch. Maar er is wat hem betreft ook nog erg vaag. “De politieke logica zien wij wel, maar wij vragen ons net als Euroseeds af waarom het via deze weg gaat.” Voor een verdere reactie wil hij wachten tot de plannen officieel gepresenteerd worden.
Nederlands belang
Nederland lobbyt al langer flink voor de versoepeling van de regels. Dat is niet voor niks: ongeveer 40 procent procent van de groentezaden en 60 procent van de aardappelzaden wereldwijd komen uit Nederland. De belangen zijn dus zeer groot. Uit een onderzoek uitgevoerd door Zembla bleek al eerder dat Nederlandse wetenschappers uit Utrecht (UU) en Wageningen (WUR) betrokken waren bij deze lobby.
De lyrische houding van de betrokken wetenschappers is deels oprecht, maar er zouden ook misleidende argumenten zijn gebruikt. Zo zouden sommige van hen onder andere hebben gezegd dat genetische modificatie honger uit de wereld zou kunnen helpen. Dit is niet zo één op één te stellen. Een groot deel van de wereldwijde honger heeft namelijk niet zo zeer met de productie, maar met de verdeling van voedsel te maken.
Ook zouden belangen soms vertroebeld kunnen raken doordat universitair onderzoek soms wordt gefinancierd door derden. De afdeling plantenonderzoek van de Wageningen Universiteit werd in 2021 bijvoorbeeld voor een kwart bekostigd vanuit het bedrijfsleven. Onderwijsminister Robbert Dijkgraaf heeft aangegeven gesprekken te voeren met universiteiten om belangenverstrengeling tegen te gaan.