Eén gemeenschappelijk munt invoeren voor een reeks economieën die sterk van elkaar verschillen? De twaalf landen die de euro in 2002 invoerden, zagen er geen been in. De verwachting was immers dat die gemeenschappelijk munt de verschillende economieën vanzelf dichter bij elkaar zou brengen. “In de eerste tien jaar van de euro had je dat inderdaad kunnen denken”, vertelt de voorzitter van de Nederlandse centrale bank Klaas Knot. “Maar helaas zien we vandaag dat het verschil in welvaart tussen Noord- en Zuid-Europa juist groter is geworden.”
Knot benadrukt dat die scheefgroei “de suggestie wekt dat niet alle lidstaten gelijkwaardig profiteren van de euro”, wat onvrede veroorzaakt bij burgers. Deze scheefgroei maakt onze economie ook instabiel en bemoeilijkt het werk van de Europese Centrale Bank (ECB). Die werd immers in het leven geroepen om de inflatie onder controle te houden, niet om lidstaten uit de problemen te helpen wanneer ze economisch kopje onder dreigen te gaan. Onze voormalige minister van Financiën hekelt dan ook het feit dat de ECB steeds politieker is geworden. Bij de oprichting van de ECB werd afgesproken dat deze onafhankelijk moest zijn.
Gemakzucht
Juist vanwege van die gevaren zijn er Europese regels die lidstaten verplichten hun begroting op orde te hebben. Maar die worden niet altijd even strikt opgevolgd. In de tussentijd is het klassieke maximum staatsschuld van zestig procent van het bbp en het maximum begrotingstekort van drie procent van het bbp in heel wat eurolanden gesneuveld. Volgens econoom Roel Beetsma komt dit doordat landen in “goede tijden” te weinig buffer opbouwen. Wanneer de rente bijvoorbeeld laag staat, ziet hij dat landen hier “gemakzuchtig” mee omgaan en vooral veel uitgeven en schulden opbouwen.
Econoom Lex Hoogduin ziet een veel eenvoudiger probleem: politici hebben gewoon geen zin om in te stemmen met sterk afdwingbare begrotingsregels die hun eigen economieën flink pijn kunnen doen. Een voorbeeld: de Zuid-Europese economieën zijn traditioneel minder productief dan die uit het noorden. Wanneer je een eigen munt hebt, zou je die in waarde kunnen laten zakken om producten uit jouw land goedkoper te maken en zo toch te concurreren met ‘het productieve noorden’. Maar omdat dit niet kan onder een gemeenschappelijk munt, is een van de enige opties om je producten goedkoper te maken, het verlagen van lonen. Maar probeer dat maar eens te verkopen aan je kiezers.
Het warme deken van de ECB
Voor het gebrek aan begrotingsdiscipline kijkt voormalig minister van financiën Hans Hoogervorst beschuldigend naar de ECB. Dat de centrale bank schulden heeft opgekocht van landen die failliet dreigden te gaan, heeft ervoor gezorgd dat deze de teugels meer durven te laten vieren. Ook Dijsselbloem hekelt “het warme deken” van de ECB. De dreiging dat landen er alleen voor zouden komen te staan wanneer de financiële markten hen zouden afrekenen op hun begrotingstekorten, zou volgens Dijsselbloem een goede motivator zijn om de begrotingen op orde te brengen.
Tot slot heeft econoom Harald Benink nog een suggestie voor hen die de wortel boven de stok prefereren: nieuwe Europese investeringsfondsen waar je enkel toegang tot krijgt wanneer je de begrotingsregels volgt. Die zouden landen kunnen aanwenden voor investeringen in “Europese infrastructuur”.
Over een mogelijk uitstap van Nederland uit de euro zijn de experts het wel allemaal eens: dat gaat ons te veel pijn doen.