De Brusselse lobbyist: hoe kom je aan de Europese beleidstafel?

Sinds september duikt Brusselse Nieuwe samen met beleidsmakers, politici en lobbyisten in de Europese politiek. Telkens gaan we op zoek naar de Nederlandse noot. Die is niet alleen te vinden in de Europese instellingen, maar ook daaromheen. Weliswaar kleine lichtpuntjes in een zee van duizenden, werken ook Nederlandse lobbyisten mee aan het uitstippelen van de toekomst van Europa. Wat kunnen zij ons vertellen over hun organisatie, hun werk en over wat er het komende politieke seizoen te wachten staat? Tijdens dit derde zomerbezoek gaan we langs bij Friso Coppes van Bureau Brussels.

5 min. leestijd

Friso Coppes

Naast het Justus Lipsiusgebouw van de Raad van de Europese Unie kijk je vanaf een balkon op de bovenste verdieping van een traditioneel appartementengebouw neer op het Schumanplein en het Berlaymontgebouw van de Europese Commissie. Op dat balkon staat Friso Coppes, Amsterdammer die sinds 1994 in Brussel woont en werkt. Maar Nederland heeft hij meegenomen: in zijn kantoor hangen Nederlandse kaarten en bij de lift staat zelfs een Amsterdammertje. Dat is een bruin geschilderd paaltje dat normaal gezien wordt neergezet om bijvoorbeeld ongewenst parkeren in de stad te verhinderen.

Pal aan de overkant van het balkon kan men haast meekijken met wat er binnen de Europese Dienst voor Extern Optreden (EEAS) gebeurt. “Als we goed kijken, zien we wie vandaag op bezoek komt bij EU-buitenlandchef Joseph Borrell”, zegt Coppes. Terwijl hij geniet van een kop koffie, vertelt hij over Bureau Brussels.

Lobbyist, geen maffia

Als zogenaamd ‘public affairs’-bureau, anders gezegd: een Europees adviesbureau voor openbare aangelegenheden, probeert Bureau Brussels niet om zelf invloed uit te oefenen op de Europese beleidsvorming, maar om hun opdrachtgevers daarbij te helpen. “Wij helpen onze opdrachtgevers om aan de beleidstafel te komen. De Commissie is klein en heeft niet alle expertise in huis die bij een wetsvoorstel komt kijken. De Commissie vraagt daarom om input van onder meer consultaties. Onze opdrachtgevers hebben die expertise wel, dus moet je die aan tafel krijgen,” zegt Coppes. En hoe doe je dat? “Door ze te helpen om met een sterk en constructief verhaal bij de Commissie aan te kloppen. Een verhaal waarover goed is nagedacht en dat beargumenteerd kan worden.” Bureau Brussels begeleidt hun opdrachtgevers dus bij het opstellen van zo’n plan.

Het woord ‘lobbyist’ klinkt tegenwoordig niet meer zo lekker, vindt Coppes. “Als ik in Amsterdam ben en zeg dat ik lobbyist ben, moet ik uitleggen dat ik niet bij de maffia zit. Het woord lobby is helemaal verbrand en toch is het een wezenlijk onderdeel van de Europese beleidsvorming.”

Enorm veel nieuw beleid

Coppes zit sinds 1994 in de Brusselse lobby- en beleidswereld, maar van de speersnelle werkwijze van de huidige Commissie-Von der Leyen kijkt hij echt op. “Ik doe dit werk al een tijdje, maar de hoeveelheid die de huidige Commissie al aan beleid heeft gepresenteerd, dat heb ik nog niet eerder meegemaakt. Dat is enorm veel. De grote onderwerpen daarbij zijn de Green Deal, de herstelplannen en de digitalisering.”

Volgens Coppes horen we over die onderwerpen in Nederland te weinig: “We horen sowieso te weinig over Europese besluitvorming. Op school leren we wel over de Eerste en Tweede Kamer, maar niet over de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement. Terwijl daar de wetten hun oorsprong hebben. Zoals prof. Rinus van Schendelen zegt: “Er is maar één wet die niets met Brussel te maken heeft en die gaat over de opvolging van de koning.” Meer Nederlandse aandacht voor de Brusselse beleidsvorming is volgens Coppes altijd welkom: “De Europese beleidsmachine staat open voor input. Daar zou vanuit Nederland zeker meer aandacht aan gegeven mogen worden.”

Bureau Brussels heeft uiteenlopende opdrachten. “Een project waar we momenteel aan werken gaat over zandschaarste.” Hoezo, zandschaarste? “Volgens het milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) gebruikt de wereld twee keer zoveel zand als dat er beschikbaar is. Dat komt vooral door het gebruik ervan bij het maken van asfalt en beton.” Hoewel er binnen de Europese instellingen nog niet veel geluiden over zandschaarste te horen zijn, verwacht Coppes dat die er wel gaan komen. “Ik denk echt dat na energie en water, zand onderwerp van maatschappelijk debat gaat worden.”

Culturen verschillen

Bureau Brussels is geen Nederlandse organisatie, hoewel de inrichting van het kantoor je in die richting doet denken. Het team van Bureau Brussels is Europees en multicultureel: uit verschillende landen en culturen werkt men zij aan zij, zoals dat in veel organisaties in Brussel gebeurt. En dat is niet voor iedereen weggelegd, vertelde Coppes: “Nederlanders geven vaak geen aandacht aan cultuurverschillen. We doen gewoon zoals we het altijd doen. Maar het is de moeite waard zich in te leven in de omgangsvormen van de gesprekspartner. Daar zijn wij Nederlanders niet zo goed in. Wij staan bekend als zuinig, luid en direct.  Zo is er een enorm verschil tussen Vlamingen en Nederlanders. Ook al spreken ze dezelfde taal, toch verstaan ze elkaar niet”.

Overigens deed dit Coppes denken aan het boek The Culture Map (De Cultuurkaart) van Erin Meyer. In dat boek bespreekt de schrijfster cultuurverschillen binnen de internationale zakenwereld, om ze beter te begrijpen en ermee om te kunnen gaan. Cultuurverschillen worden op acht schalen gezet met advies hoe ermee om te gaan. “En wat denk je? Het enige land dat op alle schalen voorkomt, is Nederland. Er is geen omgangsvorm die zo uitgesproken is als de onze,” aldus Coppes.

Ook de manier van lobbyen is niet overal hetzelfde. Coppes noemt als voorbeeld: “Er is een groot verschil tussen lobby hier in Brussel en lobby in Washington D.C. Waar men in Washington D.C. vooral de confrontatie aangaat met de tegenstander en daarbij geld als middel gebruikt, gaat het in Brussel veel meer om consensus.” Met consensus wordt bedoeld dat men probeert overeenstemming te bereiken, zodat de uitkomst van een onderhandeling voor alle partijen aanvaardbaar is.