Acht jaar geleden besloot de toenmalige conservatieve premier Cameron tot een referendum. Het referendum dat leidde tot de Brexit. Aanvankelijk werd kiezers voorgehouden dat de keuze voor uittreden uit de EU niet een vertrek uit de interne markt zou betekenen. Maar vervolgens koos de regering voor een radicale invulling van Brexit, een harde breuk met de EU: Hard Brexit. Met het uitblijven van de vermeende economische voordelen van Brexit maakte een verdere radicalisering zich meester aan de rechterzijde van de Britse politiek. Aan die radicalisering is de Conservatieve partij ten gronde gegaan en heeft Labour – in combinatie met het districtenstelsel – de terugkeer naar de macht te danken.
Nog even de cijfers
Destijds, in 2016, stemde krap 52 procent van de Britten voor uittreding uit de EU. Maar nu Brexit een feit is geworden, heeft een deel van het – inmiddels verjongde – electoraat zich bedacht. Maar liefst 62 procent van de kiesgerechtigden is er nu voorstander van dat het land zich weer aansluit bij de EU. Dat gaat evenwel voorlopig niet gebeuren. Onder Labour blijft Groot-Brittannië buiten de EU.
Hoewel driekwart van de aanhang van Labour voor rejoining is, zit zelfs een deelname aan de interne markt of de douane-unie er niet in. Wel wil de nieuwe regering de relaties met de EU weer aanhalen, met overeenkomsten over veterinaire controles, de wederzijdse erkenning van diploma’s en samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie. De kiezer die Brexit ongedaan wil maken, was eigenlijk aangewezen op de Groenen – of, in Schotland, op de SNP, als een stem voor een onafhankelijk Schotland in de EU. De Liberal Democrats laten het bij herstel van de betrekkingen met ‘Europa’ en het smeden van een nieuw partnerschap.
Waarom niet opnieuw naar Brussel?
Het staat nauwelijks in de verkiezingsprogramma’s. En dat komt doordat andere onderwerpen – gezondheidszorg, economie, huisvesting, migratie – in deze verkiezingsstrijd de boventoon voerden. Maar daarmee wordt het verband tussen economische malaise en Brexit over het hoofd gezien. Door hogere handelskosten leidt Brexit tot minder in- en uitvoer en daarmee tot lagere economische groei. Belangrijker nog is het langetermijneffect via investeringen op innovatie en toekomstig groeivermogen.
In de rest van Europa is de boodschap begrepen: de roep om uittreding uit de EU is vrijwel verstomd. Groot-Brittannië heeft nu te kampen met pad-afhankelijkheid: als je eenmaal de afslag hebt genomen, is het lastig op je schreden terug te keren. Wel biedt het bestaande Trade and Cooperation Agreement met de EU mogelijkheden om de samenwerking op onderdelen te intensiveren. Benieuwd hoe premier Starmer die gaat gebruiken.