De EU staat voor een aantal grote uitdagingen, ook op financieel gebied. Het rapport van Letta over de interne markt en de redevoering van president Macron aan de Sorbonne wijst in dezelfde richting. Drie strategische doelen in het bijzonder vragen om adequate financiering: de ‘groene’ en de digitale transitie, de EU-uitbreiding en de versterking van de defensieve kracht van de EU (inclusief hulp aan Oekraïne).
De vereiste financiering moet primair – zo benadrukt Letta – beschikbaar komen door het mobiliseren van particulier kapitaal. Hij pleitte daarom voor de vorming van een ‘besparingen- en een investeringsunie’.
Veel kapitaal in de EU
Dat is een soort overtreffende trap van de kapitaalmarktenunie. Daartoe heeft de EU tien jaar geleden al besloten, maar deze is nog niet van de grond gekomen. Ook al zou zo’n kapitaalmarktenunie goed zijn voor de financiële stabiliteit, voor het efficiënt financieren van innovatie en investeringen en voor een gelijke toegang tot kapitaal voor iedereen in de EU. De achterliggende gedachte voor de sprong voorwaarts naar een ‘besparingen- en investeringsunie’ is helder. Binnen de EU is ruimschoots kapitaal beschikbaar.
Eind 2022 hadden wij, huishoudens in de EU, samen maar liefst 33.500 miljard euro aan financiële bezittingen. Door een sterkere integratie van de financiële markten in de EU kan je ervoor zorgen dat meer van deze besparingen zo productief mogelijk in de EU worden geïnvesteerd. Zo schat de Europese Commissie dat de groene en digitale transitie rond 620 miljard euro per jaar aan investeringen vergt. Dat is een fors bedrag, maar er zijn heldere en consistente doelen en als dan ook wat publiek stimuleringsgeld (onze bezittingen dus) wordt ingezet, is er in beginsel ruimschoots particulier kapitaal beschikbaar.
Staatssteun
Publiek stimuleringsgeld, dat brengt ons op staatssteun. Lidstaten zouden staatssteun kunnen inzetten, beter gericht op het overwinnen van tekortkomingen in de marktwerking. Zonder gelijktijdig concurrentieverstoring op de interne markt te veroorzaken. En dan blijft er nog steeds behoefte aan investeringen in wat je ‘collectieve goederen op Europees niveau’ kunt noemen. Denk aan defensie, maar ook trans-Europese infrastructuurnetwerken voor transport, van elektriciteit en waterstof. Het EU-budget is met een magere 1 procent van het EU-bbp te klein om die behoefte te dekken.
Als we dat budget niet willen verruimen, dan is het logische alternatief een beter gecoördineerde inzet van nationale begrotingsmiddelen, of een ruim(er) gebruik van de EU-begroting, waarbij je de begroting als hefboom voor leningen (eurobonds) en garanties kan gebruiken. Ambitieuze doelen kosten nu eenmaal geld – ook publiek geld.