Momenteel krijgen werknemers in Nederland hun uren tijdens het ouderschapsverlof niet uitbetaald, maar dit gaat veranderen door een Europese richtlijn die voorziet in 2 maanden betaald ouderschapsverlof. Het voorstel over hoe Nederland aan die richtlijn kan voldoen, ligt vandaag op tafel in de Eerste Kamer.
3 jaar
Europese lidstaten kregen 3 jaar de tijd om werk te maken van de Europese richtlijn. In Nederland is het wetsvoorstel voor betaald ouderschapsverlof op 20 april 2021 aangenomen door de Tweede Kamer. Daaropvolgend heeft de Eerste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een eindverslag uitgebracht dat uiteenzet hoe Nederland de richtlijn kan opvolgen.
Over dat voorstel buigt de Eerste Kamer zich vandaag, waarna, indien aangenomen, de regeling op 2 augustus 2022 in zal gaan. Ouders en mantelzorgers hebben dan recht op negen weken gedeeltelijk betaald ouderschapsverlof. Dit geldt dan ook voor ouders die op dat moment een kind hebben dat nog geen jaar oud is.
Glas is halfleeg
Toch worden er ook kanttekeningen gemaakt bij het wetsvoorstel. Senator Roel van Gurp (GroenLinks) heeft zijn twijfels: “Als je eerst iemand niet betaalt en dan daarna de helft van het minimumloon, dan kun je zeggen het is een stap vooruit, maar het is nog altijd te weinig om aan de standaarden te voldoen”. Van Gurp vraagt zich af of Nederland voldoende doet om een serieuze invulling te geven aan de Europese richtlijn.
Opmerkelijk is dat Nederland, samen met Denemarken, destijds tegen de richtlijn heeft gestemd. Volgens Wouter Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wordt er op nationaal niveau al genoeg ondernomen waardoor Nederland zich kritisch opstelde tegenover de richtlijn.
Groter doel
Een goede balans tussen werk en privéleven voor jonge ouders staat centraal, toch heeft de Europese richtlijn als groter doel de gelijke behandeling van vrouwen en mannen op de werkvloer te verbeteren. Door arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen, beoogt de Europese richtlijn het verschil tussen vrouwen en mannen te verminderen op het vlak van inkomen voor hetzelfde werk, pensioenopbouw en de verdeling van de leidinggevende posities.
Of het wetsvoorstel erdoor zal komen, is nog maar de vraag. De voorstanders, die een meerderheid behaalden in de Tweede Kamer, komen in de Eerste Kamer namelijk slechts aan 35 van de benodigde 38 zetels. Op 12 oktober volgt de stemming.